Bosschaerts - Persyn Genealogical research - Geschiedenis
Lier in het verleden
Sint Gommarus -
patroonheilige van Lier |
Volgens
de overlevering zou het onstaan van Lier in nauw verband staan met de figuur
van de heilige Gummarus, een veldheer en grootgrondbezitter uit de eerste helft
van de 8e eeuw; de latere patroonheilige van de stad. Zo zou de heilige Gummarus
een bidplaats opgericht hebben ter ere van de heilige Petrus op een plaats genaamd
de Nivesdonck in de omgeving van de huidige Sint Pieterskapel. Na Gummarus'
dood zou rond dit oratorium een dorp gegroeid zijn, dat later tot een stedelijke
nederzetting zou evolueren. Algemeen wordt echter aangenomen dat de oudste Lierse
agglomeratie op de hoger gelegen gronden buiten de stadskern was gesitueerd.
Deze plaats draagt het toponiem Allier, wat 'Oud Lier' zou betekenen.
Ten noorden
en ten zuiden van de huidige Lierse stadskern bevonden zich hoogten waar vroeger
bewoning aanwezig was. In de lager gelegen stroken daartussen was een zeer vochtige
bodemgesteldheid, zoals blijkt uit toponiemen als Lachenen (Laach of watervlakte)
en R(ed)ingen. In deze lagergelegen strook rond de samenvloeiing van de Grote
en de Kleine Nete ontstonden niet zelden moerassen door het toen tragere debiet
van de Schelde.
De eerste Frankische nederzettingen moesten zich daarom noodgedwongen
vestigen op hoger gelegen plaatsen rond deze samenvloeiingsplaats. Door een
verbetering van het debiet van de Schelde, met als gevolg een verlaging van
het waterpeil in de bijrivieren en een afname van de moerasvorming, verhuisde
men stilaan van de oude kern naar Nivesdonck, een commercieel veel interessantere
plaats nabij de samenvloeiing van de twee Neten. |
Lier maakt
sinds de 12e eeuw deel uit het markgraafschap Antwerpen als deel van het Hertogdom
Brabant. Na de scheiding van de Nederlanden behoorde Lier, Antwerpen en de dorpen
gelegen tussen beide steden tot Het Land van Rijen. Het kasteel Anderstad (ten
zuiden van Lier) behoorde dan weer tot het Land van Arkel. In 1194 wordt Lier,
samen met acht andere Brabantse nederzettingen, als oppidum betiteld. Dat wil
zeggen een burcht of beter versterkte stad. In 1212, vanaf de verlening van
stadsrechten, was het Lierse grondgebied verdeeld in twee afzonderlijke rechtsgebieden,
elk met eigen schepenen en rechtspraak: het gebied van de Stedelijke Vrijheid
en het gebied van de Bijvang.
De Stedelijke Vrijheid vormde het hart van het Lierse rechtsgebied. Het was
geologisch verdeeld in de stad zelf (het gebied binnen de wallen en de poorten)
en de Kuip (een ringvormige zone rond de stad). Het gebied dat buiten stad en
Kuip viel, heette Bijvang. Dit uitgestrekte gebied telde drie gehuchten ook
genaamd tenten: Hagenbroek, Lachenen en de Mijl en vier dorpen Bevel, Emblem,
Kessel en Nijlen. In 1795 werden deze dorpen van de Lierse Bijvang afgescheiden. |
|
In de
loop van de 13e eeuw kende de Brabantse lakenindustrie een vlugge opgang waardoor
vele Brabantse steden een snelle expansie ondergingen. Naar het einde van de
13e eeuw toe groeide Lier, dankzij een bloeiend lakengilde, uit tot een belangrijk
centrum van de textielproductie. Lier verkreeg een aantal privileges: de veemarkt
(in 1309), de Hoge Halle (1326) en de Lakenhalle (1338). Vanaf 1338 exporteerde
Lier lakens naar de Engelse markt. Na 1375 bereikte de Lierse lakenindustrie
haar hoogtepunt: op de voornaamste wereldmarkten treft men het Lierse laken
aan: Parijs, Dijon, Milaan, Pisa, Ravensburg etc. Op het einde van de 14e eeuw
is men door de economische en demografische expansie genoodzaakt een tweede
omwalling te bouwen. Deze omwalling is nog te herkennen in de huidige stadsvesten.
Enkele monumenten: de Mechelse, de Antwerpse en de Lisper-buitenpoort, het Groot
en Klein Spui (sluizen). De Gevangenenpoort en de Corneliustoren (de huidige
Zimmertoren) dateren van de eerste omwalling rond 1350. Rond 1450 kwam er een
einde aan de bloeiperiode van de Lierse lakennijverheid, met een dieptepunt
rond 1475-85: werkloosheid en sociaal oproer. De voornaamste oorzaak was de
opkomst van het lichtere en goedkopere Engelse laken of de zogenaamde 'nieuwe
drapperie'. Rond 1490 treft men de eerste sporen aan van een langzaam economisch
herstel. Volgens de haardtelling van 1496 telt Lier in totaal 1283 woningen:
897 binnen de muren, 46 in de Kuip en 340 woningen in de Bijvang. |
|
|
|
Fort van Lier - anno 1915 |
Gevangenenpoort |
St-Gummaruskerk |
In de
16e eeuw kan Lier zich vastklampen aan de enorme expansie van Antwerpen: de
belangrijkste handels en geldmarkt van Europa. Lier werd een 'residentiestad',
een verpozing van de koortsachtige drukte van het Antwerpse zakenleven. In 1582
wordt Lier heroverd door de Spaanse troepen (de zgn. Spaanse Furie), en op 14
oktober 1595 werd Lier geteisterd door de Lierse Furie. Door deze politieke
en religieuze troebelen, voortspruitend uit de Reformatie, werd menig gebouw
beschadigd, doch voornamelijk de kloosters en kerken. De periode tussen de 17e
en de vroege 18e eeuw wordt dan ook gekenmerkt door een enorme kerkelijke bouwactiviteit:
met bijna een verdubbeling van het aantal kloosters. Lier kende een economische
heropleving. De annexatie in 1795 van de Oostenrijkse Nederlanden bij Frankrijk
betekende het definitieve einde van vele kloosters en abdijen. Kort na 1800
wordt Lier ingedeeld in 8 wijken: de eerste vier vallen binnen de wallen, en
de vijfde tot de achtste wijk worden respectievelijk genoemd: de Kuip, Hagenbroek,
Lachenen en de Mijl. Lier ondergaat rond 1850 zijn Industriële Revolutie,
gesteund door de aanwending van stoomkracht: borduurmachines die de traditionele
Lierse kantnijverheid gedeeltelijk doen verdwijnen, rond 1870 waren er 129 schoenmakerijen,
een suikerfabriek, 2 zijdefabrieken, 6 brouwerijen, 3 jeneverstokerijen, 3 fabrieken
van koperen muziekinstrumenten, een cichorei-stoombranderij, een graanpellerij,
zout en zeepziederijen, 3 drukkerijen, messen en borstelmakerijen, enz. Werkgelegenheid
en bewoning stijgen snel.
|
|
|
|
Vleeshuis |
Zimmertoren |
Lierse kant |
Enkele hyperlinks of referenties:
|
|