First Name:  Last Name: 
[Advanced Search]  [Surnames]
Bosschaerts - Persyn Genealogical research - Geschiedenis

Geschiedenis


De Bende Nauwelaerts

"De grootste straf is er nog veel te klein"

Bende Nauwelaerts - Nauwelaerts Martin
Martinus Nauwelaerts
Rustige wielrijders
die vreedzaam op de baan


Des avonds na den arbeid
huiswaarts moesten gaan


Werden ook beroofd
van hun geld en goed


En kostte nog somtijds
wel hun bloed
Bende Nauwelaerts

Begin 1925 ging voor het Assisenhof van Antwerpen een groot proces van start. In de kranten en in de volksmond werd het omschreven als het proces van de bende Nauwelaerts. Maar ook in dit geval dekte de vlag niet helemaal de lading. De drieëntwintig beschuldigden die samen terecht stonden voor meer dan tweehonderd misdaden, konden eigenlijk in drie groepen worden ingedeeld: de bende Lenders-Campenaerts, de bende Bens-Dierckx en de bende Nauwelaerts. Vanaf 1918 tot begin 1921 maakten zij de streek rond Antwerpen onveilig met diefstallen, nachtelijke overvallen en ook moord.
Om te beginnen was er dus de bende Lenders-Campenaerts. Naast deze twee leidersfiguren maakten ook Van den Wyngaert, Van de Sande, De Wachter, Van Rompaey, Van Eisen en Maes er deel van uit. De gemiddelde leeftijd van deze kerels was nog geen dertig jaar. Oorspronkelijk afkomstig uit de buitengemeenten woonden de meeste bendeleden toch al een tijdje in Antwerpen. De kernleden hadden elkaar leren kennen in Duitsland, tijdens de oorlog. Eenmaal in het vaderland teruggekeerd vonden zij het eenvoudiger te leven van diefstal en inbraak dan weer in het fabriek of aan de dokken te gaan werken.

GOED BEGONNEN, VLUG GEWONNEN
De eerste wapenfeiten van deze bende waren niet echt schokkend. In december 1918 overvielen ze een wisselagent en maakten ruim achtduizend frank en een fiets buit. Een maand later waren twee vrouwen het slachtoffer: hun bagage werd ontvreemd. En dat de bende nog veel te leren had, bleek bij een volgende gelegenheid. Toen ze probeerden een fietser te doen stoppen, kon deze het hazenpad kiezen. De buit was maar mager: de hoed van het slachtoffer...
Voelden de overvallers zich hierdoor voor schut gezet ? Het is in elk geval een feit dat zij vanaf dan met een revolver op stap gingen. Op de avond van 16 januari 1919 viel zo een eerste slachtoffer. Op de weg van Mortsel naar Lier reed een schilder, een zekere Van den Broeck, naar huis. De winterse koude en de donkere nacht schiepen een ideale gelegenheid. Weinig volk op de baan, voor Lenders en Campenaerts een kolfje naar hun hand. Op een eenzame plaats overvielen ze Van den Broeck. De schurken namen de man zijn fiets vooraan en achteraan vast. Hij kon geen kant meer uit. Toch weigerde de schilder koppig zijn fiets af te staan. Lenders maakte er korte metten mee. Een schot ging af, Van den Broeck werd geraakt in de onderbuik. De misdadigers vluchtten. Een andere voorbijganger vond kort daarop het slachtoffer. Hulp kon nauwelijks baten. De volgende morgen was Van den Broeck dood. Moord voor een fiets...
De bende hield vanaf dan de overvallen op voorbijgangers even voor bekeken. Inbraken leverden meer op en gaven al bij al toch minder risico, zo redeneerden zij. Nog diezelfde maand roofden ze een villa leeg in Hove en in Edegem. Een grote slag dachten zij te slaan bij de burgemeester van Hove. Eind januari 1919 drongen zij binnen in diens huis. Zij verschaften zich makkelijk toegang tot de wijnkelder. Hun stoutmoedigheid kende geen grenzen. Toen zij een immense voorraad wijnflessen aantroffen, maakten zij rustig hun keuze. Beetje bij beetje droegen zij tweehonderd flessen naar een nabijgelegen bos. Eenmaal deze arbeid volbracht, begon de ochtend reeds te dagen. Ze besloten later terug te komen.
Enkele uren later begaven Lenders en Campenaerts zich naar de plek. Plots hielden ze verbaasd halt. Er liepen mensen rond op de plaats waar zij de buit hadden verstopt. Zij doken het struikgewas in: "Wat moeten we nu doen ?" vroeg Lenders aan zijn spitsbroeder.
"Ik weet het niet, maar ik ben niet van plan nog dichterbij te gaan. Zie, de boswachter is er ook bij. Onlangs liet die doorschemeren dat hij mij in de gaten zou houden."
"Stuur dan de anderen. We kunnen onze buit toch niet zomaar achterlaten." De bendeleden Van Rompaey en Van Eisen gingen poolshoogte nemen: "Wel heren, schatten aan het opgraven", probeerden zij het gesprek te openen. "Ik denk het wel", repliceerde de boswachter. Met een zucht mikte hij nog enkele flessen wijn in een valies. "Ik vermoed dat het hier om wijn gaat die de Duitse bezetter uit de kelder van de baron heeft gehaald. Bij hun aftocht hadden zij blijkbaar geen dorst meer..."

De daders van de inbraak lachten mee. Zij wisten wel beter. De boswachter maakte aanstalten om samen met zijn helpers de plaats te verlaten met een eerste lading. Nauwelijks keerden zij hun rug of Van Rompaey en Van Eisen gristen de rest van de flessen bijeen en namen de benen. In het struikgewas deelden zij de buit met Lenders en Campenaerts. Een aantal ervan maakten zij even later soldaat in de herberg "In de hel, bij den Duivel". De bendeleden konden zich geen betere verzamelplaats kiel zen. Bovendien was de herbergierster Marie Raedts, bijgenaamd Mie To, te vertrouwen. Bendelid Van Rompaey gold immers als haar verloofde.
Maar dit was uiteraard geen garantie voor veiligheid in dit gezelschap. Als puntje bij paaltje kwam, was het immers de eigen zak die telde. Dat ondervonden begin februari 1919 enkele familieleden van Campenaerts. Eigenlijk was het aangetrouwde familie. Anna Roes, de vrouw van Campenaerts, had tijdens een bezoek aan haar oom Jan Martinus Roes en haar tante Maria Roes, vernomen dat er flink wat geld in huis was. Lenders, Campenaerts en Maes zagen hun kans schoon. Pikant detail: Maes was vrij goed bevriend met Campenaerts' vrouw. Zo goed zelfs dat hij enkele maanden later met haar naar Frankrijk vertrok...

Bende Nauwelaerts - reconstructie van de overval op de woning Melges in MortselMaar goed, het was in de vooravond van 3 februari 1919 dat Maria Roes plots werd verrast. Gewoontegetrouw ging zij die avond naar buiten om de luiken dicht te doen. Zij hoorde een verdacht geluid. Omkijken was er niet meer bij. Een stevige arm omknelde haar en een hand lag op haar mond. De vrouw liet zich niet doen en beet in een vinger. De overvaller gaf haar een flinke slag en de vrouw bleef voor dood. liggen. De twee anderen drongen inmiddels het huis binnen. Ze verrasten Jan Martinus Roes aan de keukentafel. Het slachtoffer getuigde achteraf: "Ik zag de mannen binnenkomen met een revolver. Ze riepen: Uw geld of uw leven. Nu, veel geld viel er niet meer te rapen. Kort daarvoor had ik immers alles ergens anders in, bewaring gegeven. De overvallers geloofden mij niet. Zij schopten en sloegen mij. Maar ik kon niet anders dan de waarheid herhalen: er was niets meer." Met de staart tussen de benen droop de bende af met haar magere buit: twee frank en een zakhorloge. Diezelfde dag had de bende een naaimachine ontvreemd in een huis te Mortsel. Inderdaad, enkel een naaimachine... Misdaad loont niet altijd.

Een week later kwamen ze wel terug naar hetzelfde huis en deden hun werk gron diger. Tot de matrassen en het beddegoed toe werden geroofd. Een mooie buit namen zij ook mee uit een in de winter leegstaand kasteel te Edegem. Lenders, Campenaerts en hun kornuiten hadden alle tijd om rustig de spullen op een steekkar te laden. Op de inventaris van de gestolen goederen trof men aan: spiegels, schilderijen, tapijten, vazen, een hanguurwerk, beeldjes, gouden en zilveren stukken, enz.


IN DE KNEL
Dit was makkelijk en smaakte naar nog. In de nacht van 15 op 16 februari zocht de bende een nieuw kasteel uit. De keuze viel op het kasteeltje "Meiges" in Mortsel. Onderweg sloegen de inbrekers nog hun slag in een nabijgelegen villa, maar de thuiskomst van de bewoners deed hen halsoverkop vluchten. Door het struikgewas kwamen zij op het kasteel terrein. De kleine buit van de vorige diefstal, lakens en beddengoed, verstopten zij achter een boom. De vier inbrekers wisten evenwel niet dat er een nachtwacht op het kasteel lette. Dit zou hen duur te staan komen.
Met een valse sleutel drongen de bende Lenders-Campenaerts het kasteel binnen. "Het is hier donker, ik zal mijn lampje doen branden", zei Van Eisen. "Goed idee, dan zien we tenminste wat er hier te stelen valt." Lenders was vooruitgegaan en stak de salondeur open. "Ja, mannen, hier valt wat te rapen. Als we hier een goede koper voor vinden, levert ons dat vlug enkele duizenden franken op."

Campenaerts grinnikte evenwel. "Ik weet niet of we er veel profijt van hebben, mannen. Als ik mij niet vergis beweegt er daar wat in de struiken. En die lichtjes die steeds dichterbij komen, betekenen geen goed nieuws vrees ik." De indringers vloekten en keken door het raam. Zij waren betrapt ! Waren zij misschien gevolgd na hun vorige inbraak ? Hadden zij de laatste tijd teveel hooi op hun vork genomen en zo de wetsdienaars stof tot nadenken gegeven ? Was dit een bewuste val ? Achteraf bleek dat zij de ontdekking enkel en alleen aan hun eigen stommiteiten te danken hadden. Het licht in het kasteel had de tuinman en de hovenier gealarmeerd. Meer diende men er niet achter te zoeken. Hun stoutmoedigheid had hen parten gespeeld en nu liepen ze tegen de lamp.

"We zijn omsingeld", sprak Van Rompaey. "Hier is geen doorkomen meer aan." "Dat wil ik nog zien", blafte Lenders hem toe. Hij nam zijn revolver uit zijn zak en controleerde die. Voorzichtig opende hij een deur en loste enkele schoten. De nachtwaker werd aan zijn duim getroffen. De tuinman liet zich echter niet doen en beantwoordde het vuur met zijn jachtgeweer. Lenders vloekte plots. Hij was licht getroffen aan het voorhoofd: "Verdomme. Ik denk inderdaad dat we in de penarie zitten, mannen. Vluchten zal de beste oplossing zijn !" De vier mannen lieten de buit voor wat ze was en spurtten de kasteelhof in. Opnieuw klonk er geweervuur. Van Rompaey werd getroffen. Hij viel. Raakte niet meer vooruit. Zijn spitsbroeders keken nog even om. Van Rompaey bleef liggen en keek even later in de loop van het geweer van de tuinman.

De drie anderen waren intussen in veiligheid. Lenders bloedde nog een beetje uit de wonde op zijn voorhoofd. Hijgend kwamen zij aan in de herberg van Mie To en hielden er kort krijgsraad: "Als Van Rompaey doorslaat, zijn we gezien." "Ik vrees dat de grond te heet wordt onder onze voeten. We nemen beter de benen." "Laten we nog tot morgen wachten. Dan zien we wel weer verder."
Maar in de loop van de volgende dag werd al snel duidelijk wat zij dienden te doen. Tegen de middag was Van Eisen reeds gearresteerd. Van Rompaey had dus bekend. Lenders en Campenaerts trokken hun conclusies. Campenaerts nam zijn hebben en houden op en vertrok naar Nederland. In zijn gezelschap was ook Maes, die toch zo'n goede vriend van vrouw Campenaerts bleef. Lenders trok over 't water, zoals men toen zei, en hield zich schuil in de omgeving van Beveren. En toch kon hij het stelen niet laten.

"IK MOEST MIJN SMOEL HOUDEN"
Nauwelijks twee weken na zijn aankomst pleegde hij er een inbraak met diefstal. Voor de gelegenheid werkte hij samen met een kleine crimineel uit de buurt. Soort zoekt soort, zegt de volksmond. Hun oog viel op het bureau van het voedingscomité. De oorlog lag nog maar net achter de rug en de comités bleven de bevoorrading nog voor een stuk regelen. Daar zou wel wat te vinden zijn, zo was de redenering. Met een ladder klom Lenders' handlanger over de muur en deed de tuindeur open. Doodgemoedereerd namen zij de ladder op en plaatsten die tegen het magazijn. Het duo sloeg een zolderruit in en had vrij spel. De buit was niet min: een aantal kisten vet, een zak suiker, een paar zakken bloem en stijfsel. Alles kon wel op de één of andere manier aan de man worden gebracht. En op die manier was het levensonderhoud voor enkele weken verzekerd.

Vervolgens hield de bende Lenders-Campenaerts zich ruim een maand stil. Begin april 1919 keerden de vluchtelingen terug naar hun vroeger werkterrein. Samen met hun makkers pleegden zij op 12 april een konijnendiefstal in Boechout. Enkele dagen later randden Lenders en een bendelid een vrouw aan te Mortsel. De mannen waren de vrouw gevolgd toen zij van de tram stapte. Op een eenzame plaats grepen zij haar vast. De vrouw begon te roepen. "Een bandiet dreigde met een knuppel en zei me plat dat ik mijn smoel moest houden of dat hij er zou mee kloppen", getuigde de vrouw later. De aanranders trokken de pelsmantel van haar lijf en lieten haar in de kou staan. Tijdens deze worsteling viel er nog een stuk chocolade uit de kleren van de vrouw. Een lekkernij waarvan de dieven zich prompt ook meester maakten. In dezelfde stijl overvielen Lenders en Campenaerts later een vrouw te Edegem. Daar bestond de buit uit honderd frank papiergeld, een zilveren paternoster en etenswaren.

Dat een overval op de weg ook verrassingen kon opleveren, leerde de bende op het einde van de maand april. De booswichten lagen in een hinderlaag langs de steenweg Antwerpen-Mechelen. Rond halftien zagen zij een voetganger die alleen was. "Die gaan we nemen", zo besloot Lenders.
"Ik weet het niet, maar er is precies iets vreemd aan die kerel." De man was intussen genaderd. Drie overvallers sprongen uit het struikgewas en grepen de argeloze voorbijganger vast. Zonder tegenstand liet die zich vastnemen en naar een zijweg sleuren.

Bende Nauwelaerts - Hofstede Van Den Broeck in Berlaar. De schilder werd dodelijk getroffen en is een van de eerste slachtoffers van de bende"Ziet ge wel", siste Campenaerts. "Hij biedt geen verzet, 't Is zeker een sukkelaar die iets mist in zijn bovenkamer."
"Nu ge 't zegt. Die kerel doet niet gewoon. Hé, man, begrijp je ons ?" De overvallene keek rustig om zich heen. "Dit is een overval. Je geld of je leven", lachte hij. Een alcohol walm overspoelde de bendeleden.
"Maar... die is zo zat als een kanon", was Campenaerts nu toch gerustgesteld. "Kom kerel, toon eens watje bij je hebt." Het was maar een magere avond. Het slachtoffer, de koster van Hove, keerde van een feestje terug en had zichzelf op behoorlijk wat glazen getrakteerd. In deze toestand konden de overvallers nauwelijks bedreigingen uitten. De man lachte dat het een lust was. Om toch maar niet van een kale reis terug te komen maakten zij hem zijn gouden zakhorloge, zijn bril en zijn pijp afhandig.
Ondanks het feit dat de bende Lenders-Campenaerts geen echte grote slagen deed met deze moderne vorm van struikroverij, bleven zij die tactiek toepassen. Een hoogtepunt kwam er op 1 mei 1919. Op één nacht tijd vielen zij niet minder dan vier mensen aan op enkele uren tijd. Onder bedreiging van een wapen gaf het eerste slachtoffer een bakje af met schildersmateriaal. "Bah, wat kunnen we daar nu mee doen. Smijt dat vlug weg." De dag daarop vonden de speurders dit kistje in het veld terug. Een uur later maakten ze twaalf frank buit. Ze gingen er duidelijk op vooruit... Het maakte hen bijzonder kregelig. Dat ondervond het derde slachtoffer van die avond. Een aannemer die van een bespreking terugkwam zag plots een man op het fietspad. Hij zat geknield en deed alsof hij zijn schoen dichtdeed. De aannemer vertraagde. Hij wist van de overvallers die de streek onveilig maakten en was op zijn hoede. Maar zoveel kansen kreeg hij niet. Een kogel zoefde rakelings langs hem heen. Onmiddellijk grepen enkele mannen hem vast, maar alweer was het een magere buit: een zilveren uurwerk en vijfentwintig frank. Onder bedreigingen lieten zij het slachtoffer achter: "Handen in de lucht en niet roepen vooraleer we weg zijn. Deze revolver heeft nog enkele kogels..."
Bij het verdelen van de buit in een verder gelegen weiland steeg het ongenoegen. Weeral niets... en alles moest dan nog gedeeld worden. "Het is tijd voor ons geheim wapen", meende Lenders. Uit een zak diepte hij een knuppel op met een loden bol eraan bevestigd. "Jij gaat vooruit", gaf hij orders aan Van de Sande, "en als er iemand aankomt, dan hoest jij een keer."
De anderen mompelden instemmend. Ze begaven zich in de richting van Mortsel, Van de Sande enkele honderden meters voorop. Na een tiental minuten hoorden ze hem hoesten.
"Kerels, houd jullie klaar. Actie op komst !" moedigde Lenders hen nog even aan. De anderen hadden die aansporing nauwelijks nodig. Buit wilden zij. Een ganse avond "werken" zonder iets te verdienen was niet aan hen besteed. Het uitgekozen slachtoffer, een zekere Van Tendeloo, kwam terug van zijn werk. Het was zachtjes beginnen regenen. Maar hij had toch zijn paraplu reeds opengemaakt. De verrassing was bijgevolg compleet. De paraplu belemmerde het zicht. Plots kreeg hij een geweldige klap op zijn hoofd. Lenders sloeg zo hard dat de knuppel met de loden bol in twee brak. Van den Wijngaert dreigde met zijn revolver: "Uw geld of ik schiet." Het arme slachtoffer was nog duizelig van de klap en wist niet wat er gebeurde. Lenders verloor zijn geduld. "Schiet maar, hij weet toch van niets meer." Het koude staal van de revolver kwam tegen zijn voorhoofd en bracht hem weer bij zijn positieven. Van Tendeloo rukte zich los en nam de benen. Van den Wijngaert stuurde hem enkele kogels na. "Vlug, we achtervolgen hem. Anders slaat hij alarm en krijgen wij de politie op ons dak." Ondanks zijn verwondingen slaagde van Tendeloo erin eerder bij een woning te raken dan de overvallers. De bende maakte rechtsomkeert. Later bleek dat de man een fikse schedelwonde had en dat een kogel de heup en, wat erger was, de rechternier had doorboord. De magere buit had de schurken wel bijzonder bloeddorstig gemaakt.
De weken daarop waren ook al niet om over naar huis te schrijven. Bij inbraken in Haacht en Keerbergen maakte de bende de bewoners wakker en diende te vluchten. In mei 1919 verlegden zij hun werkgebied voor enkele weken naar Vrasene. Alles wat niet te zwaar of te heet was namen zij mee: klompen, slagersmessen, babykleren en een witte vrouwenbloes.

VALS ALARM ?
En toch wilden Lenders en Campenaerts nog eens een grote slag slaan. Eind mei drongen zij binnen in het station van Berlaar. De brandkast werd gekraakt. Eindelijk loonde het de moeite: achthonderd vijftig frank papiergeld, enkele duizenden franken postzegels en... een doos margarine. Ongetwijfeld zouden zij nog meer meegenomen hebben, maar na enkele minuten ging plots een bel. Een alarmbel, zo dachten de indringers verschrikt. Ze vluchtten en gingen zonder schroom hun slag vieren op de kermis in het dorp. Later op het proces verklaarde de stationschef dat er zeker geen alarm zat in het gebouw. Lenders antwoordde dat er pertinent zeker een bel had gerinkeld. "Dat zal per toeval de telefoon geweest zijn", gaf de stationschef laconiek een verklaring.
De daaropvolgende slag was meteen weer raak. De nacht volgend op de inbraak in het Berlaarse station slaagden ze er eindelijk in een koe te stelen. Het waren nog steeds tijden van schaarste en dit dier leverde toch wel enkele duizenden franken op. In deze lijn verder denkend sloegen zij hun volgende slag bij slager Borré in Putte. Naast enkele honderden franken in briefjesgeld ontvreemdden ze tientallen kilo's worst die bij de verkoop ervan een aardige duit opleverden.
De bende werd nu opnieuw stoutmoedig. In Heist-op-den-Berg hadden ze hun oog laten vallen op de woning van fietsenhandelaar Wuyts. De gestolen fietsen vertegenwoordigden een waarde van meer dan vierduizend frank. Bij de inbraak hadden getuigen echter Van den Wyngaert en Van de Sande herkend. Het toeval wilde nu ook dat precies deze twee enigszins misnoegd rondliepen. Na de overval bij Borré deden er zoals steeds onder de bevolking geruchten de ronde over wat er allemaal gestolen was. Daarbij kwam het Van den Wyngaert en Van de Sande ter ore dat er een beurs gestolen was met zeker zeshonderd frank in. Die hadden zij niet gezien bij de verdeling van de buit. Had Lenders die beurs voor zichzelf gehouden ? Of deelde hij dit deel van de buit enkel met zijn spitsbroeder Campenaerts ?
Dit voorval is niet zo verwonderlijk. Het is een klassiek element in iedere bendehistorie dat er op een dag onenigheid en jaloezie ontstaat. Zo ook hier. De twee benadeelden besloten niet meer samen te werken met de twee anderen. Als zij dan toch maar goed waren voor het vuile werk en niet voor de winst, dan konden zij beter voor zichzelf werken, zo oordeelden zij. Korte tijd daarop hadden de twee nog meer reden om mistevreden zijn. Na de overval bij Wuyts was een opsporingsbericht rondgestuurd. Nog vooraleer de maand om was, werden zij geklist en opgesloten.
Lenderts en Campenaerts lieten het niet aan hun hart komen. Vanaf juni 1919 tot hun aanhouding in september van datzelfde jaar pleegden zij samen met enkele andere bendeleden bijna veertig diefstallen. Antwerpen, Wilrijk, Hove, Edegem, Borsbeek, Deurne, Mortsel, Beveren, Hoboken, Borgerhout, Wijnegem,... het is een lange lijst van plaatsen waar zij hun slag sloegen. De meest opgemerkte was nog de inbraak in het station van Hove. Gebruik makend van het passeren van een goederentrein klopten zij de kluis aan diggelen om er - ocharme - wat kleingeld in te vinden. Vette buit was er niet meer te vinden. De bevolking was op haar hoede. Een enkele keer dreef een bewoner hen met revolverschoten op de vlucht. Na vijf inbraken vond hij dat de maat vol was en had hij zich een revolver aangeschaft...

Lenders, Campenaerts en hun kornuiten verlaagden zich tot het niveau van de kruimeldieven. Bij een inbraak in een herherg te Hove namen ze eerst in de serre enkele druiven mee en drongen daarna het huis binnen. De dieven vonden nauwelijks iets van waarde. Om toch maar iets te stelen, namen ze enkele flesjes stout mee. De druiven lieten ze op tafel liggen. "Ik lustte ze niet, ze waren nog te groen", verklaarde de gevreesde Lenders later.

Bende Nauwelaerts - Benedict CampenaertsBende Nauwelaerts - Corneel Lenders Bende Nauwelaerts - Jules Bens

       Benedict Campenaerts                                    Corneel Lenders                                            Jules Bens


DE BENDE VAN BENS
Een tweede groep hendeleden die terecht stond op het zogenaamde proces Nauwelaerts was de bende onder leiding van Jules Bens. Ze werd ook wel de bende van Luie Sus of de Bende van Kontich genoemd. Hun eerste misdaad begingen deze bendeleden nog tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de nacht van 30 september 1918 overviel de bende van Luie Sus het landhouwersgezin Fierens uit Waarloos.
Een tiental mannen begaven zich die avond naar de hoeve. De leiding was in handen van Jules Bens. Enkele onder hen waren vermomd omdat ze vreesden dat het slachtoffer hen zou herkennen. De hoer had de naam er warmpjes in te zitten en zou ongetwijfeld niet teveel tegenstand bieden. De broer van één van de bendeleden had hier nog als knecht gewerkt. Hij had de zwakke plek aangeduid: de koestal. Langs een klein venster drong een bandiet binnen en hij opende de deur voor de anderen. Deze stal gaf uit op de keuken van de hoeve Fierens. Het was een koud kunstje om de tussendeur te forceren. August Fierens en zijn vrouw werden in hun slaap verrast.
De landbouwer was 63 jaar maar bijlange nog niet versleten. Hij richtte zijn hoofd her op: "Van mij krijg je niets. Probeer maar ergens anders, vuile dieven."
"Zo, we krijgen niets", sneerde de hoofdman. "Zeg ons waar je centen zitten. In het andere geval zal je meer dan voldoende kansen krijgen om de held uit te hangen." Het stilzwijgen van Fierens werkte als een rode lap op een slier. De indringers sprongen op hun slachtoffer en sloegen hem bont en blauw. Enkelen haalden een knuppel boven. Paf ! De arme man kreeg een klop op het hoofd. Paf ! Een ander mikte op de tanden. Het bloed spatte uit Fierens' mond. Zijn vrouw krijste. Ze kon het niet meer aanzien: "Stop ! Stop dan toch ! Ik zal het jullie geven."
De hendeleden draaiden zich om "Jij weer tenminste wat je moet doen om je man een heldendood te besparen. Kom, vrouw, toon ons waar de poen zit." Met trillende benen wees de vrouw hen de weg. Uit een geheime bergplaats haalde ze een portefeuille met ruim drieduizend frank. Gejuich hij de dieven. Aangespoord door deze vondst, drongen zij de andere kamers binnen. Ze namen er kledingstukken en kleine juwelen mee. Plots stak één van hen een vermanende vinger op: "Ssht. Stop eens, kerels. Wat was dat ? Het lijkt wel snikken. Of huilen."
De hoofdman greep de vrouw vast: "Is hier nog iemand ?"
"Alleen onze dochter. Maar laat die met rust. Zij heeft niets van waarde." De onderloon verried haar.
"Zo ? Niets van waarde... Dat lijkt mij een beetje al te makkelijk gesproken." De dieven drongen de belendende kamer binnen. De dochter zat bevend als een riet in haar bed: "Haha, frisse bloem. Laten we nu voor jou eens tijd maken", boezemde een bendelid haar nog meer schrik in.
"Bind haar vast en doe haar spreken", beval Bens kortaf. De mannen voerden het bevel uit. Op aangeven van dochter Louise Fierens vonden zij nog wat geld en juwelen. Alles wat niet te heet of te zwaar was, verdween in de zakken van de indringers. Hevig ontdaan lieten de mannen het gezin Fierens achter. De bende van Luie Sus had haar stempel gedrukt. De ruwheid waarmee ze hun slachtoffers behandelden werd het handelsmerk.

Bende Nauwelaerts - Hofstede Liekens te KontichVeertien dagen na de inval bij Fierens ondervonden ook Frans Liekens en zijn echtgenote uit Kontich dit. Van deze mensen was eveneens geweten dat zij allesbehalve arm waren. Met de heersende rechtsonzekerheid in het hoofd en uit schrik voor de diefstallengolf die de laatste oorlogsweken teisterde, had Liekens een nachtwaker aangesteld. Ook de avond van 15 oktober deed deze zijn ronde. Geheel onverwacht liep nachtwaker Hubertus in de armen van de bende van Luie Sus. Een van de leden hield hem met een revolver in bedwang. De overvallers hadden vrij spel. Opnieuw was de stal de zwakke plek. In een mum van tijd was er een opening gemaakt in het dak. Een bendelid verschafte zich toegang en maakte de weg vrij voor de anderen. De bewoners schrokken niet weinig toen zij daar een horde vermomde indringers voor zich zagen staan. Onder bedreiging verklapten zij waar het geld te vinden was. Ook hier werd de dochter niet gespaard. Al haar bezittingen ontnamen de dieven haar. Tot zelfs een paar schoenen toe!  In tijden van schaarste bracht alles geld op. Uiteindelijk kwam Liekens er niet zo slecht vanaf als het vorige slachtoffer. De buit was wel aanzienlijk groter (achttienduizend frank maar ook juwelen, kledingstukken, huisgerief, enz.) maar de lichamelijke schade was niet zo aanzienlijk.
Hetzelfde scenario twee weken later andermaal te Waarloos. Zes indringers vielen de hoeve Dewit binnen. Opnieuw bond men de bewoners vast, opnieuw werden ze mishandeld en opnieuw namen de indringers alles mee wat ze maar konden dragen. Tot de buit behoorden zelfs handschoenen en tien paar kousen ! Daarna viel de activiteit van de bende stil. Was er voldoende reserve ? Of vreesde men dat de slachtoffers de overvallers zouden herkennen ? Meer dan eens was reeds een vermoeden geuit maar harde bewijzen kon niemand leveren.

NIEUWE SPITSBROEDERS, NIEUWE SLACHTOFFERS
De bende van Luie Sus kreeg een nieuwe impuls met de komst van Van den Wijngaert en Van de Sande. Na de onenigheid tussen deze twee schurken en Lenders en Campenaerts, gingen zij hun eigen weg. Zij konden niet lang stilzitten en sloten aan bij Bens en zijn kornuiten. Het eerste resultaat van deze samenwerking was meteen verschrikkelijk. Op 9 juni 1919 begaven de mannen zich naar de hoeve Hens in Itegem. Rosalie, Franciscus en Louis Hens waren bejaarde mensen aan wie de overvallers dachten een gemakkelijke kluif te hebben. Aanvankelijk scheen dit ook zo te zijn. De beproefde en succesvol bewezen methode werd toegepast. Een bendelid drong binnen langs de stal, opende de deur voor de anderen en klaar was kees.
Bende Nauwelaerts - Hofstede Hens te Itegem
Zij begingen evenwel de fout niet eerst de bewoners vast te binden. Begerig naar buit doorzochten ze onmiddellijk de eerste plaats die zij binnenkwamen.

Rosalie Hens ontwaakte en sloeg alarm: "Frans, er zijn indringers. Ik ben het zeker." Haar broer had duidelijk ook iets gehoord en was eveneens wakker. Hij gleed voorzichtig uit zijn bed. Door een kier in de deur zag hij lichtjes dansen in de aanpalende kamer. Frans nam vlug een besluit en sloop naar de kamerdeur. Net op tijd kon hij de grendel ervoor schuiven.
"Hé daar, doe open of we roken jullie uit je hol als konijnen", riep Bens. "Dat had je gedacht", antwoordde Frans terwijl hij naar een riek greep die steeds in de kamer klaarlag. Door een kier onder de deur begon hij prikken uit te delen. De rovers dansten er om heen. Frans kon slechts kort weerstand bieden. Even later lag de riek in stukken en brokken. De kamerdeur kreeg de bende evenwel niet open. Bens ontstak in woede: "Geef ze daar binnen hun vet, makkers. Haal jullie pistool maar boven en vuur naar believen."


Het bevel was nauwelijks gegeven of de hel brak los. Een tiental kogels doorboorden de deur. De indringers schoten in het wilde weg. Het mocht een wonder heten dat ze elkaar onderling niet troffen. Rosalie Hens nam intussen het zekere voor het onzekere en verschanste zich aan het venster. Voorzichtig opende ze het. "Hela, wat moet dat daar ? Ga terug naar binnen. Als je probeert te ontsnappen maak ik je af !" riep de wachtpost, die snel rechtsomkeert maakte en opnieuw postvatte. Rosalie slaakte een zucht van opluchting.
Die opluchting was maar van korte duur. Waar was immers haar broer Louis ? "Louis, Louis, waar zit je ergens ?" Franciscus zat stil in een hoek en probeerde niet geraakt te worden. Het vuren stopte eventjes: "Naar uw schone broer moet ge niet meer omzien. Hij bengelt al lang aan een boom", treiterde een bendelid. Wat moest Rosalie daar van denken ? Aan de boom had ze niets gezien, daar was ze wel gerust in. Maar als hij daar tussen die kerels zat... Lang nadenken kon ze niet. Opnieuw begonnen de indringers te vuren, maar ze begrepen nu dat het hopeloos was. De deur was te stevig. Inmiddels kon er buiten wel iemand alarm hebben geslagen met dat lawaai. Bens blies de aftocht. Rosalie raapte als eerste haar moed bijeen. Voorzichtig piepte ze buiten de kamer. Ze zag nog de laatste twee wachtposten wegspurten. "Louis, waar zijt gij ?" Geen antwoord... In de keuken vond de arme vrouw haar broer. Dood... Twee van de vele kogels hadden hem getroffen. Eén aan het rechterbeen, de ander aan het hoofd. De bende van Luie Sus had haar eerste slachtoffer gemaakt.
Bende Nauwelaerts - Frans en Rosalie Hens uit Itegem. Ze verzetten eich tegen de bende Nauwelaerts en hun broer bekocht het met zijn levenLuie Sus en zijn kornuiten hielden zich na deze misdaad weer wat kalm. Maar zes maanden later werden ze stoutmoediger dan ooit tevoren. De avond van 18 december 1919 sloeg één van de luitenanten van de bende, Dierckx, samen met enkele anderen toe in Beveren-Waas. Tussen 6 en 7 uur 's avonds begaven zij zich naar de woning van Desiré De Smet, die met zijn vrouw en zijn knecht nog wat keuvelden met hun buurman, een zekere Kiekens. Opeens stampten enkele mannen de deur open. De vertrouwde kreet klonk: "Uw geld of uw leven." Verbijsterd keken de aanwezigen in de lopen van de revolvers. Ze durfden niet te bewegen. Het was voor de indringers een koud kunstje om deze weerloze slachtoffers op hun stoel vast te binden. Eenmaal dit gebeurd begon de martelgang. De bedreigingen haalden evenwel niets uit. Een overvaller maakte vrouw De Smet los: "Toon jij nu eens waar we hier iets kunnen vinden." Hij porde met de loop van een revolver tussen haar schouderbladen. De vrouw ging in de richting van de slaapkamer. Enkele anderen volgden.
"Waar vinden we geld ? Hier ?" Dierckx tilde de matras op. Het slachtoffer zweeg en sloeg de ogen neer. Dierckx triomfeerde: "Hier hebben we al vast iets om de komende dagen mee door te komen... tien, elf, twaalf. Twaalfhonderd frank. Dit kan toch niet alles zijn, vrouw ? Spreek op, waar is de rest ?"
"We hebben niets meer in huis. Echt waar." Dierckx geloofde haar blijkbaar: "Zo, dan moeten het hier maar mee stellen. Voor de rest zullen we ons in natura vergoeden." De bende plunderde vervolgens alle kasten en laden leeg. In de huiskamer schudden ze de aanwezigen uit. Toen zij bezig waren, kwam plots nog een knecht thuis. In zijn eerste verbazing ging hij gedwee op een stoel zitten, maar eenmaal het tot hem doordrong wat er gaande was, verzette hij zich hevig. Een flinke rammeling was zijn deel. Bij de aftocht maakte de bende de fiets van de onfortuinlijke gast nog buit.
De stoutmoedigheid van de schurken kende nu geen grenzen meer. Waren Bens en Van den Wijngaert verwonderd over het gemak waarmee Dierckx zijn slag had geslagen ? Misschien wel. Nauwelijks 24 uur later was het weer van dat. Rond het zelfde uur belden de andere kopstukken van de bende aan bij Van den Broeck in Berlaar. De zoon opende de deur. Enkele vermomde mannen richtten een revolver op hem. De hond gromde en sprong naar hen toe. Een schot. Het dier viel stuiptrekkend neer. De aanwezigen werden overmeesterd. Gebonden als een worst verklapte vrouw Van den Broeck waar er geld te vinden was. Het was opvallend welke gelijkenis er was met de overval van de dag ervoor. Want ook hier verraste een onvoorziene gast de indringers bij het plunderen. Onvoorzien is hier misschien minder gepast. Het ging immers om baas Van den Broeck zelf die thuiskwam. Bens en Van den Wijngaert hadden minder geduld dan hun compaan. Onmiddellijk vuurden ze op de man. Als bij wonder raakten ze hem niet. Vluchten kon niet meer. Van den Broeck zag zich overmeesterd en beroofd. Na deze overval kwam het nooit meer goed met hem. Enkele maanden later stierf hij. De schrik was meer dan hij had kunnen verdragen.

EIEREN MET SPEK
Dit waren geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken. Steeds driester gingen zij te werk. Wie hen in de weg stond, zou het bekopen. In februari 1920 maakte de bende van Luie Sus, na Louis Hens, haar tweede slachtoffer, dit keer op de hoeve Pauwels in Hoevenen. Andermaal was het tegen de avond toen zij hun slag sloegen. Bens, Dierckx en drie anderen stapten de stal binnen. De knecht keek verrast op: "Dag heren, wat kan ik voor jullie doen ? De weg kwijt ?""Inderdaad, we zijn de weg kwijt. Maar jij kunt ons zeker helpen." De knecht staakte zijn arbeid en lichtte even bij. Te laat zag hij de snode glimlach. Twee seconden later zat hij geboeid op een stoel.
Bende Nauwelaerts - Overval in Hoevenen : Maria Paiuwels, Frans aerts en Frans Pauwels die zwaar werden mishandeld"Weet jij iets van het geld dat hier zou zijn ?" De knecht schudde ontkennend het hoofd. Bens schopte hard tegen zijn scheenbeen: "Ai, doe dat niet. Ik weet hier van niets. Je moet de baas hebben."
Pauwels was een eind verder aan het werk met zijn neef Aerts. Op de kreet van de knecht kwamen zij aangelopen: "Ha, daar is hij al", lachte Bens. Het lachen verging hem evenwel snel. Pauwels besloot zijn huid duur te verkopen. Aerts kreeg een deken over het hoofd en liep zichzelf bewusteloos tegen de muur. Pauwels daarentegen vocht als een leeuw: "Getver, die kerel doet lastig", hijgde een bendelid. "Het zal hier rap gedaan zijn, onnozele hals." Bens en de anderen trokken hun revolver. Pauwels schreeuwde het uit. Hij was getroffen in zijn zij. De overvallers schopten hem een eind verder de stal in. Rustig stapten zij verder. Niets vermoedend kwam daar hun volgende slachtoffer: Marie Pauwels, de zuster van Frans. Een paar stevige armen grepen haar vast.
"Ha, een duifje", zei Dierckx. "Dat is nu net waar ik trek in heb. Of nee, geef ons liever een eitje. Een eitje met spek, dat kan er altijd in. Zeker als men arbeid als de onze moet verrichten. Kom vrouw, zet de pan maar op het vuur." Hoe ze het deed, begreep ze naderhand zelf ook niet. Feit is dat Marie Pauwels enkele minuten later eieren met spek stond te bakken voor de vijf overvallers. Die schoven aan en lieten het zich smaken. Angstig hield de vrouw in de gaten hoe ze het laatste brokje spek uit de pan schraapten. Voldaan leunden de mannen achterover.

"En nu..., het serieuze werk", begon Bens. "Waar zit het geld hier ?"."Bende Nauwelaerts - HoevenenIk weet van niets, het is alleen mijn broer die hier de zaken doet."
"Altijd hetzelfde liedje. Niemand weet ooit waar er iets te vinden is. Moeten we dan weer alles zelf opknappen ? Maar goed, het hoort er nu eenmaal bij." Met een satanische lach gaf Bens de mannen een teken. Ze waren er intussen mee vertrouwd. Goed en grondig doorzochten ze alles. Resultaat: een beurs met enkele honderden franken. Teleurstellend, zo vonden ze zelf: "Goed, dan maar drastische middelen", morde Bens. "Neem haar vast en hang haar op. Misschien beslist ze toch nog te spreken."
Ondanks haar tegenstand bonden de mannen haar armen op de rug en legden een touw om haar nek. Ze gooiden het naar een balk in de slaapkamer, feilloos door een ring die in het hout uitstak. Bens nam het uiteinde van het touw vast. Een, twee, drie. Marie Pauwels ging de hoogte in. Zij rochelde. Na enkele seconden liet Bens los. Kreunend zakte de vrouw ineen op de vloer.
"Ik... weet... niets... meer", stamelde de ongelukkige. "Goed. Als dat je antwoord is... We blijven proberen." Bens trok de vrouw omhoog en liet weer los, omhoog... en los, omhoog... en los. Tot ze voor dood neerviel. Een bendelid sprong op haar toe. Ze ademde niet meer. Hij beroerde haar ogen: "Ja, hier is niets meer aan te doen. Laat ze maar liggen, ze is dood." Er was even overleg. De bende besloot Frans Pauwels uit de stal te halen. Hoewel zwaargewond kregen zij hem toch op de slaapkamer. Het touw was intussen losgemaakt. Bens bevestigde het om Pauwels' hals. Die besefte nauwelijks nog wat de schurken met hem deden. Op en neer... op en neer... op en neer... Pauwels was dood. Ze legden hem naast zijn zuster, die intussen weer bij haar positieven was gekomen maar niets liet merken. Even later bliezen zij de aftocht. Voor enkele honderden franken was een mens vermoord...

HOE STERK IS DE EENZAME FIETSER ?
Martin Louis Nauwelaerts had een slecht karakter. Daar was iedereen het over eens. Reeds van kindsbeen af had hij streken uitgehaald. Zo had hij als vierjarige zelfs de dokter eens bedreigd met een mes. De dokter kwam Martins zieke broer onderzoeken. Toen de geneesheer de jongen vastnam, dacht Martin dat de man zijn broer wilde kwaad doen. Hij nam een mes van de tafel en gebood de dokter onmiddellijk de knaap met rust te laten. Zijn onvervaarde en gewelddadige aard had zich toen voor het eerst duidelijk gemanifesteerd. In zijn verdere leven ging het van kwaad naar erger. Diefstallen en plundering vond hij weldra normaal. Martin Nauwelaerts trouwde, maar zijn vrouw stemde niet in met zijn praktijken. Ook zij kon hem niet intomen. "De Witte van den Dooi", zoals men hem noemde, bleef op het slechte pad.

Meer dan eens belandde hij voor zijn misdaden in de gevangenis. Tijdens één van die verblijven ontmoette hij Van den Wijngaert, die met de bende van Lenders en Campenaerts en met de Bende van Bens reeds zijn misdadig kunnen had bewezen. Enkele maanden na zijn ontslag uit de gevangenis ging Van den Wijngaert op zoek naar Nauwelaerts. Hij vond hem terug te Antwerpen. Beide mannen begroetten elkaar hartelijk. Al vrij vlug bleek dat zij beiden op zwart zaad zaten. Van het één kwam het ander. Die dag zaaiden beide misdadigers de kiemen voor de bende Nauwelaerts. In de daaropvolgende dagen trokken de kopmannen enkele vrienden aan die reeds actief waren geweest in de bende Lenders-Campenaerts en de bende Bens. Ieder had zo'n beetje zijn specialiteit. Lenders-Campenaerts waren de specialisten van de inbraken in leegstaande panden. Bens en zijn kornuiten maakten geen probleem van brutale overvallen. Nauwelaerts op zijn beurt overviel het liefst fietsers die 's avonds zijn pad kruisten.
De eerste die dit aan den lijve ondervonden waren Maurice Motte en Flora Segers. Op 12 september 1920 fietsten zij rond 10 uur naar huis. In Deurne sprongen drie mannen op het fietspad. Flora Segers kon hen ontwijken en fietste door. De minder fortuinlijke Motte werd door Nauwelaerts en zijn companen tegen de grond geslagen: "Uw geld of uw leven !". Motte stond doodsangsten uit en zweeg. "Zeg dan toch iets, onnozele hals. Heb jij geld bij ?" Verlamd van angst reageerde het slachtoffer niet. Daarop begonnen de schurken hem met hun voeten en vuisten te bewerken. Motte lag te kronkelen van de pijn. De tranen kwamen uit de ogen. "Gedver, een blèrekous. Steek hem vlug een mes door de ribben dat het hier gedaan is", zei één van de overvallers. Nauwelaerts trok zijn mes en... sneed de klederen van de ongelukkige in stukken. Mottes zakuurwerk en portefeuille namen ze mee. Geheel verbouwereerd lieten ze de man achter. De overvallers sprongen vervolgens op hun fiets en reden de gevluchte Flora Segers achterna. De vrouw reed letterlijk voor haar leven. Het mocht niet baten. De schurken haalden haar in. Ze duwden de fiets omver. Flora slaakte een gil. Ze tastten haar af en ontnamen haar haar bezittingen. Nauwelaerts stelde zich dreigend voor haar op: "Als je nu durft roepen, keren we terug en snijden we je het strot af." Bevend als een riet stamelde de vrouw dat ze zou gehoorzamen.
Gesterkt door hun succes en het gebrek aan tegenstand zette de bende van Nauwelaerts haar criminele activiteiten verder. Hun manier van werken was eerder lafhartig te noemen. Ze spanden telkens een koord over de weg om zo hun slachtoffers te doen struikelen. De volgende dagen overviel de bende op die manier een flink aantal fietsers in het Antwerpse. De buit was niet altijd reusachtig te noemen maar toch voldoende om weer een paar dagen voort te kunnen. Af en toe hadden ze ook minder succes. Fietser De Mondt uit Kontich bijvoorbeeld kon nog net op tijd het touw opheffen. De techniek stond duidelijk nog niet op punt...

De overvallers lieten zich echter niet pramen. Een dag later verplaatsten zij hun werkterrein naar Mechelen en overvielen er kort na elkaar twee mannen die van hun werk kwamen. Deze potige kerels boden wel verzet. Dit hadden zij beter niet gedaan. Als Nauwelaerts' ware aard immers naar boven kwam, was het slachtoffer er meestal niet goed aan toe. Dit ondervond ook Petrus Bogaerts uit Wijgmaal. Op 19 september 1920 pleegde Nauwelaerts enkele overvallen op fietsers. Daarna bezochten hij en zijn kornuiten de kermis in Wijgmaal.

"Laten we stoppen. Ik krijg dorst",
stelde Hendrickx voor. "Dat is een goed idee. De fiets die ik daarnet gejat heb, is zeker geen juweeltje. Er is iets mis met die banden. Ik heb een fietspomp nodig. In die herberg zal ik er wet één kunnen lenen."
Nauwelaerts stemde er mee in: "Die laatste had zeker tweeduizend frank bij zich. Een pint kan er nu wel van af." De mannen zetten hun rijwiel tegen de muur en gingen binnen: "Baas, drie pinten en een fietspomp."
De herbergier bracht het gevraagde en stelde verder geen vragen. Je kon zo aan die kerels zien dat ze niet zuiver op de graat waren, vertelde hij later. Iets verderop zat een aantal mannen te kaarten. Nauwelaerts knikte even naar Hendrickx en maakte spottende opmerkingen. Zichtbaar geïrriteerd stond Petrus Bogaerts op: "Kijk kerel, als jullie naar hier komen om onze kermis te verpesten, ga dan maar op een ander. Jullie soort moeten we hier niet."
"Onze soort... onze soort... We betalen toch ook onze pint, net als alle anderen." "Kom, als je het niet begrijpt, zal ik je het buiten wel even duidelijk maken." Bogaerts greep Nauwelaerts vast aan de arm. Vliegensvlug greep de bendeleider zijn revolver. De andere kaarters sprongen recht. Samen met de herbergier probeerden ze Nauwelaerts het schieten te beletten en hem op andere gedachten te brengen. Bijna was dit gelukt. Maar Van den Wijngaert, die bij zijn fiets stond en rumoer hoorde, dacht er anders over. Hij stampte de deur open en kwam zijn makker te hulp. De kleine twist ontaardde in een schietpartij. Vier aanwezigen werden getroffen. Petrus Bogaerts overleefde het niet. Hij stierf door een kogel van Van den Wijngaert.
Denk nu niet dat Nauwelaerts en de zijnen zich koest hielden na dit voorval. Enkele dagen later was het weer raak. Op nauwelijks een paar uur tijd schudden ze een viertal fietsers uit. De bende verlegde dan weer haar actieterrein van het Leuvense naar het Antwerpse. In Schoten zag een zekere Van de Put zich tijdens een wandeltochtje plots geconfronteerd met deze struikrovers. Op klaarlichte dag dwongen ze hem zijn geld af te geven. Doodgemoedereerd gingen Nauwelaerts en de anderen vervolgens een dutje doen in een nabijgelegen bos. Toen de avond viel, doken ze weer op. Met het beproefde recept, een koord over de weg, maakten ze eind september 1920 de ene na de andere voorbijganger een beetje lichter. De hoofdvogel schoten ze af met de overval op fietser Vercammen. Die was zo onverstandig om met maar liefst zesduizend frank op zak rond te fietsen.

KONIJNTJES EN KOZIJNTJES

De buit van deze laatste overval maakte de bende van Nauwelaerts dronken. Letterlijk en figuurlijk. Letterlijk, want ze gooiden zich met de centen in het Antwerpse uitgangsleven. Figuurlijk, omdat ze langzamerhand vergaten welke gevaren er verbonden waren aan hun driest gedrag. Ieder gezond denkend mens had hen kunnen vertellen dat er op een dag een eind zou komen aan hun crimineel gedrag. Of zoals het spreekwoord zegt: de kruik gaat zolang te water tot ze barst.
Die barst kwam er na een aantal overvallen in Gierle. De onderzoeksrechter ontbood Nauwelaerts ! Na de ondervraging voelde de misdadiger dat het water hem vlug aan de lippen kon staan. Samen met Hendrickx en Van den Wijngaert hield hij krijgsraad: "Die kerel heeft de klok reeds horen luiden. Het zal niet lang meer duren vooraleer hij de klepel weet hangen."
"Als het inderdaad zo is, dan kunnen we beter maatregelen treffen. Ik stel voor dat we de streek voor een tijdje verlaten." "Ja, terug naar Leuven..."

Bende Nauwelaerts - overval op fietser"Ook dat lijkt mij te gevaarlijk. Het Walenland of Frankrijk lijkt mij een beter bestemming." Uiteindelijk raakte men het over dit voorstel eens. Het was beter om iets verder onder te duiken. Nog diezelfde dag vertrok Van den Wijngaert met de trein naar Brussel. Nauwelaerts en Hendrickx legden hetzelfde traject af met de fiets. Mochten de gerechtelijke diensten hen reeds op het spoor zijn, dan kon men beter geen verdere argwaan wekken.
Van Brussel ging het richting Wallonië. En weer konden ze het niet laten. Omdat Van den Wijngaert met de trein was gekomen, zat hij achter op de fiets bij Nauwelaerts. Geen comfortabele situatie. Allerminst omdat de reis wel eens lang kon duren. Het duurde niet lang of Van den Wijngaert deed zijn beklag: "Goh, Martin, ik ga dat hier niet lang meer volhouden. Ik zou mij ook beter een velo stelen.""Wacht nog even. Ik zie daar een tegenligger komen. We zullen die eens arrangeren."

Nauwelaerts trok zijn remmen dicht, sprong van zijn fiets en begon wild te gesticuleren. Hendrickx stopte ook. De argeloze fietser naderde het gezelschap: "Wel heren, loopt er iets verkeerd ?"
"Mijn band, 't is mijn band die plat staat. En een pomp heb ik niet", vloekte Nauwelaerts vals. "Ah, maar dat zal vlug opgelost zijn. Ik kan u helpen." De man, een zekere De Beer, stapte af en bood zijn fietspomp aan. Nauwelaerts toog aan de slag. Van den Wijngaert knoopte een gesprek aan met De Beer. "A propos", zei de schurk plots, "moet u nog ver ?"
"Neen hoor, ik woon hier vlakbij. Daar om de bocht nog een paar honderd meter en ik ben er." "Ah bon, in dat geval hebt gij uw velo niet meer nodig, hé."
Van den Wijngaert klopte de man tegen de grond. Vooraleer hij wist wat er gebeurde, zag hij sterretjes. Nauwelaerts, Hendrickx en Van den Wijngaert met de gestolen fiets spurtten er brullend en lachend vandoor. Enkele uren tevoren nog hadden ze beslist om het kalmer aan te doen. Hun slecht karakter haalde het weer eens op hun verstand...
De dagen daarop zwierven ze verder rond in het Walenland. Ze sliepen in het bos en overvielen voorbijgangers als het hen paste. Het liep evenwel verkeerd af. Eén van de slachtoffers verweerde zich zodanig dat zij opnieuw dienden gebruik te maken van hun revolvers. De bende Nauwelaerts koos eieren voor haar geld en sloeg op de vlucht. Als gevolg hiervan kwam er ook een haar in de boter. Hendrickx betrouwde het zaakje niet meer. Hij bleef bij het oorspronkelijk idee om een aantal weken koest te blijven. Hij vertrok naar Frankrijk en vond werk in een koolmijn in de omgeving van Rouen. Maar dit hard labeur was niet besteed aan Nauwelaerts en de onverbeterlijke Van den Wijngaert. Het net werd steeds dichter getrokken maar toch besloten zij hun leven als overvaller verder te zetten.
Zij vonden een goede compagnon in Luie Sus. Het beproefde recept werd weer uit de kast gehaald. De avond van 25 oktober 1920 verborgen Nauwelaerts en enkele bendeleden zich in een bosje langs de weg van Kontich naar Antwerpen. De rovers hadden hun plaats goed uitgekozen. In de volksmond noemde men deze omgeving immers "het Moordenaarsbos". De afgelegen ligging maakte het inderdaad tot een ideale plaats om misdaden te begaan. Rond kwart voor negen was het zover: "Hé, Martin. Daar zijn twee velorijders. Die hebben prijs."
Nauwelaerts gromde en controleerde zijn revolver. De anderen haalden ook hun wapen boven. De fietsers, Dominius Marien en Ludovicus Bercklaer, waren intussen binnen bereik gekomen. Van den Wijngaert sprong uit het struikgewas. Met een kleine duw bracht hij Bercklaer uit evenwicht. Marien keerde zich om: "Wat doe jij nu ?" Tot zijn verbazing zag hij enkele kerels op het fietspad die op hem afkwamen. "Dedju, overvallers. Kom Ludo, we wachten op de andere." In de verte waren inderdaad nog een drietal fietslampen zichtbaar. Nauwelaerts en Van den Wijngaert maakten weinig aanstalten om daar op te wachten.
"Uw geld of uw leven," riepen ze bijna tegelijkertijd. Marien en Bercklaer trachtten te vluchten. Het bekwam hen slecht. Een salvo van revolverschoten weerklonk. Marien werd getroffen en viel op de grond. De andere fietsers kwamen intussen op de plaats des onheils. Ook zij kregen enkele kogels naar het hoofd, gelukkig zondererg. De bandieten waren er niet gerust in en vreesden nog versterking. Nauwelaerts blies de aftocht. Zonder buit. Maar de schietpartij had zijn reputatie nog maar eens bevestigd.
Daarmee was er natuurlijk nog geen brood op de plank. Begin november kozen Nauwelaerts en zijn kornuiten voor meer zekerheid. De diefstal van een konijn, enkele kippen en wat kleingeld brachten hen weer enkele dagen verder. Toen werd het nog eens tijd voor een grote slag. Het toeval hielp Nauwelaerts. Op een dag zat hij samen met zijn neef Constant Van Poeyer uit Beersel. Ze praatten over koetjes en kalfjes en de namiddag ging vlug voorbij. Nauwelaerts zette grote ogen toen Van Poeyer aanstalten maakte om te betalen. Zo'n goedgevulde portefeuille had hij in tijden niet meer gezien. Een boosaardig plan rijpte. Morele principes en familiebanden speelden voor deze schurk niet mee. Als zijn neef veel geld had, kon hij er minstens wat aan hem geven, zo redeneerde hij.
De dag erna maakte hij zijn voornemen bekend aan de bendeleden. Algemene instemming. Op zondag 21 november 1920 nam een bont gezelschap de trein in Mechelen. Nauwelaerts, Van den Wijngaert, Timmermans en Van de Sande spoorden naar Beersel om Van Poeyers beurs wat lichter te maken. Zij stapten eerst naar de herberg waar Van Poeyer verkering had met de stiefdochter. Eén van hen ging op verkenning: "Het is in orde, Martin. Voor zover je je neef beschreven hebt, meen ik wel dat hij er zit. Maar het ziet er niet naar uit dat hij vlug zal vertrekken." "Geeft niet. We hebben tijd."
Ze strekten zich in het veld uit en sliepen wat. De koude en de verveling verdreven ze met een kruikje jenever. De klok tikte langzaam verder. Pas rond drie uur begon de herbergier de lichtjes te doven. De waakzame Nauwelaerts veerde recht. In een wip zat hij bij het huis. De anderen hielden zich klaar. De deur ging open. Van Poeyer kwam fluitend buiten. Zat daar nu iemand achter die haag ? Hij trok er zich niet veel van aan en haalde zijn fiets. Toch nog eens langs de haag rijden. Daar zat inderdaad een kerel. Een late klant ? Of een zwerver ? Of een inbreker ? De schrik sloeg Van Poeyer toch wel om het hart. Hij kreeg niet lang respijt. Een fluitsignaal klonk. Van Poeyer vloekte en reed voor zijn leven. Van Sande en Timmermans liepen hem achterna. Die kerels konden spurten... Na een goede honderd meters haalden ze Van Poeyer in en duwden hem tegen de grond. Samen met de twee anderen omringden ze hun slachtoffer.
"Wie zijn jullie ? Wat willen jullie ?" Geen antwoord. Van Poeyer zou anders zijn neef wel eens kunnen herkennen. Zwijgend tastte Van den Wijngaert het slachtoffer af.
"Maar zeg dan toch iets. Zijn jullie doof ? Of is dit een wansmakelijke grap ?" Toen de overvaller hem zeshonderd  frank lichter maakte, begreep hij maar al te goed de ernst van de zaak. Twee minuten later waren de overvallers in geen velden of wegen meer te bekennen... 't Is van je familie dat je het moet hebben...

VARKENS BIJ DE VLEET
De weken daarop kreeg Nauwelaerts een nieuwe smaak te pakken. Hij specialiseer de zich in varkensdiefstallén. Het begon eind december 1920 met een toevallige ingeving. Eigenlijk was het de bedoeling om in Oelegem een inbraak te plegen. Onderweg bedachten de kerels zich. Er was maar weinig volk op de baan in die donkere winterse dagen. Van fietsers overvallen was dus geen sprake..
Nauwelaerts kwam op de proppen met het voorstel om een varken te stelen en te slachten. Dan hadden ze minstens proviand voor enkele dagen. Ze waren intussen in Vremde aanbeland. Behoedzaam slopen ze langs enkele boerderijen, waar ze in de varkensstallen keken wat er te vinden was. Bij Alfons Van Dyck vonden ze hun gading. De schurken forceerden de deur van de stal. “Haha, een lekker vet varken. Dat wordt smullen", triomfeerde Nauwelaerts. Uit zijn zak haalde hij een koord en bevestigde het aan de hals van het varken: "Kom, zwijntje, we gaan wandelen." Het varken had het er evenwel niet op voorzien. "Allez mannen. Help hier eens een handje." De anders zo bloeddorstige overvallers stroopten nu hun mouwen op en probeerden het varken uit de stal te krijgen. Plots veranderde het dier toch van gedachten. Van den Wijngaert viel op de grond: "Godver, dom zwijn. Vooruit Martin, maak dat dit gedoe hier vlug gedaan is. Ik voel me belachelijk."
Lachend sleepten de mannen het varken het veld in. Nauwelaerts en Timmermans maakten het dier af. Ze sleepten het naar een nabijgelegen beek en slachtten het. Het vlees verdeelden ze onder elkaar. De kop en de ingewanden lieten ze achter. In een hoeve die ze onderweg nog passeerden haalden ze wasgoed van de draad. Het vlees werd er ingewikkeld. Ze konden al dit goed vlees toch niet laten bederven...
Bende Nauwelaerts - slachtoffers van de bende in hun woning in PutteDe bende Nauwelaerts slachtte die nacht niet alleen een zwijn, ze gedroegen zich ook als dit dier. Uit een vogelkooi roofden ze drie kanaries. Uit een kippenren haalden ze nog enkele kippen. De dieren werden ter plekke gepluimd. Nog ergens anders haalden zij een paard met kar uit de stal. Dat kon dan weer dienen om het vlees op te leggen van twee andere varkens die ze intussen hadden geslacht. Vlees bracht veel op, als je er maar een koper voor vond. En daar had Nauwelaerts geen probleem mee. Een Antwerpse beenhouwer werd bereid gevonden er telkens weer een mooie prijs voor te betalen. De daaropvolgende weken vond meer dan een landbouwer de kop en de ingewanden van zijn dier terug. Achteraf verklaarde Van den Wijngaert overigens dat hij nog nooit iemand zo vlug en goed had zien slachten als Nauwelaerts en Timmermans. Vakmanschap is meesterschap...
Het verhaal van de bende van Nauwelaerts eindigt op een bijzonder dramatische wijze. En eigenlijk eindigt het ook waar het allemaal begonnen was, in Putte, de plaats waar Nauwelaerts geboren en getogen was. Op één van hun nachtelijke zwerftochten trok de bende door Nauwelaerts' geboortedorp. In feite waren ze van plan in Beersel een overval te plegen. Al wandelend wijzigden de plannen: "Martin, gij die van hier komt, moet toch weten of er hier mensen warm inzitten." "Zeker, dat is geen probleem. Neem dit huis hier, daar is wel iets te vinden. Maar het is moeilijk. Er zitten allemaal nieuwe sloten op. Jaren geleden ging het nog, maar toen had ik zoveel ervaring niet en werd ik betrapt. En daar aan de overkant woont een rijke handelaar. Maar hij is bijzonder vrekkig en niemand weet waar zijn geld zit." Op die manier uitleg gevend hield Nauwelaerts halt aan een huis dat hij goed kende. Het was de woning van het gezin Michiels, buren van Nauwelaerts' zuster.
"Die hier hebben mij al dikwijls beticht van zaken die ik niet gedaan had. Enfin, ik had ze wel gedaan. Maar als ge ze niet kunt bewijzen, dan moet ge er over zwijgen. En dat mens babbelt als een papegaai. Door haar schuld heb ik de politie nog eens op mijn dak gehad tijdens mijn jonge jaren." Terwijl Nauwelaerts dit zei kwam zijn boosaardig karakter aan de oppervlakte: "Maar wacht eens, nu we hier toch zijn... Zouden we haar niet eens de daver op het lijf jagen ? Haar in haar slaap verrassen en eens goed doen schrikken ?"
"Maar Martin, we zouden vanavond toch die kippenkweker overvallen ?" "Jaja, dat weet ik nog wel. Maar dat kan toch nog erna ? Kom, doe niet flauw en help mij dat mens eens op haar plaats te zetten." De bendeleden aarzelden maar besloten toch maar mee te doen.
Nauwelaerts en Timmermans slopen naar de achterkant van het huis. Enkele minuten later waren ze terug: "Kom maar af, we zijn binnen." Zij lieten zich door het keldervenster zakken en vonden enkele zakken graan: "Die doen we straks mee. De buit is alvast binnen.

Bende Nauwelaerts - hoeve in PutteDaar was plots het bendelid dat op de uitkijk stond: "Hé, Martin, kom eens vlug. Er is hiernaast precies licht in dat huis. Komt gij eens kijken." Vlug als een haas wipte Nauwelaerts naar buiten. De anderen wachtten af. Enkele seconden later was de rovershoofdman terug: "Het is niets. Loos alarm. Trouwens, mijn zuster woont hiernaast. Die weet wel dat ze moet zwijgen. Kom, we gaan verder." Nauwelaerts ging op kop, gevolgd door Van den Wijngaert en Timmermans. Zij staken de deur van de keuken open. Te laat hoorden zij het gegrom en toen het geblaf.   De waakhond deed zijn plicht. Van den Wijngaert maakte er korte metten mee en schoot het dier neer. Voorzichtig zijn was nu niet meer nodig. De indringers vielen de slaapkamer binnen en vuurden hun revolvers af. Vrouw Michiels kreeg een kogel in het hart, haar man kon zich nog enigszins verschansen.
Nauwelaerts en zijn companen vluchtten het huis uit: "Was dat nu echt nodig, Martin? Mensen in hun slaap afmaken... Ik vind dat toch maar niets." Timmermans kreeg last van zijn geweten
maar werd al vlug de mond gesnoerd: "Ge weet wie hier de baas is. Ten andere, als gij niet akkoord zijt, dan moest ge maar niet meegedaan hebben." Zwijgend stapte het viertal verder de nacht in. Zij beseften dat het net nu wel eens dicht zou kunnen getrokken worden.
En dat gebeurde ook. Putte stond weldra op stelten. En niemand hoefde zich vragen te stellen over wie de dader was. De reputatie van Nauwelaerts en zijn verhouding tot het gezin Michiels was alom gekend. Als er één hoofdverdachte genoemd moest worden, dan was hij het wel. Op 7 januari 1921 hield de politie Nauwelaerts aan. De bewijzen stapelden zich tegen hem op. Het einde was nabij. Van den Wijngaert en Timmermans waren echter niet van plan zich zonder slag of stoot over te geven. Toen zij het nieuws vernamen van Nauwelaerts' aanhouding vluchtten zij naar Frankrijk. Maar om te reizen heb je geld nodig. En dat hadden ze nu niet. Hun criminele activiteiten hadden wel veel geld opgebracht maar ze leefden er ook naar. Telkens ze geld hadden, verbrasten ze het. Dus zouden ze minstens nog één goede slag moeten slaan vooraleer naar Frankrijk te gaan. Met zorg kozen ze een slachtoffer. Het toeval hielp hen een handje.

Bende Nauwelaerts - geklistBOTER BIJ DE VIS
Op 10 januari, drie dagen na de moord te Putte, zwierven Van den Wijngaert en enkele andere bendeleden doelloos rond in de omgeving van Bouwel. Een aantal pogingen om in te breken mislukten. De aankomst van een pendelaarstrein leverde geen mogelijk slachtoffer op. Bijna gaven ze de moed op en leek Frankrijk verder weg dan ooit. Maar de aankomst van een nieuwe trein deed hun ogen fonkelen. Tussen de reizigers liep een vrouw met twee grote manden. Dat kon niet anders dan een boterverkoopster zijn ! En wie boter verkoopt, heeft geld, zo redeneerden de gangsters terecht.
De vrouw stapte samen met een andere dame de richting van Herenthout uit. De rovers volgden haar. Na enkele honderden meters draaide één van de vrouwen zich om: "Heren, deze dame moet nog een eind lopen. Ik moet niet verder. Willen jullie haar eventueel vergezellen bij haar tocht ?" Zo'n kans konden ze niet laten liggen. Van den Wijngaert antwoordde stroperig: "Geen enkel probleem, we zullen daar graag voor zorgen."
De vrouwen namen afscheid van elkaar. De mannen sloten zich bij de boterverkoopster aan. Ze knoopten een gesprek aan. Eenmaal tussen de velden grepen ze de arme vrouw vast: "Als je roept, ben je dood", dreigde Lenders, die er ook bij was. "Blinddoek haar en zoek het geld."
Twee bendeleden volgden het bevel op. Ze vonden ongeveer veertienhonderd frank. Een echte meevaller. Maar dit was niet voldoende. Wilden de leden van de bende Nauwelaerts nog eens hun terreur ten volle laten gelden ? Of voelden ze dat het einde toch nabij was ? In elk geval gebeurde er iets dat onder Nauwelaerts nooit was voorgevallen. De arme vrouw werd het veld ingesleept en daar verkracht. Het voorval tekende haar voor de rest van haar leven.
Van de plannen om naar Frankrijk te trekken kwam evenwel niets. De buit was te mooi. Van den Wijngaert en de anderen gingen naar Leuven en verbrasten er hun geld. Daarmee trokken zij de strop zelf dicht. Intussen had Nauwelaerts immers gepraat. Een tipje van de sluier was reeds opgelicht. De politie ging op zoek naar Van den Wijngaert. Al vrij vlug vernamen ze dat die verbleef bij zijn ouders in Keerbergen. De rijkswacht trad in actie. Op 14 januari verrasten twee gendarmen Van den Wijngaert en Van de Sande in een herberg te Keerbergen. De twee schurken vluchtten de zoldertrap op, openden het venster en liepen het veld in.
De rijkswachters zetten de achtervolging in.
"Blijf op afstand. Of ik schiet", dreigde Van den Wijngaert.
De gendarmen aarzelden. Ze kenden de reputatie van deze twee en deden wat hen
gezegd was. Van den Wijngaert en Van de Sande vluchtten verder, op een afstand gevolgd door de wetsdienaars. Na enkele minuten gingen ze elk hun eigen weg. Wachtmeester Francken had het eerst geluk. Vijf minuten later kon Van de Sande niet meer vooruit. Hijgend hielt hij halt aan een hoeve. Francken maande hem aan zich over te geven: "Steek je handen omhoog ! Werp je wapen weg !" De gendarmen kregen als enig antwoord een revolverschot. Van de Sande bleef mikken op de man die hem zigzag naderde. Hij week achteruit en... viel. Enkele seconden later overmeesterde Francken het bendelid. Maar het was nog niet voorbij. De boos wicht vuurde nogmaals. De kogel scheerde rakelings langs de hals van de rijkswachter. Met behulp van de inwoner van de hoeve werd Van de Sande echter definitief overmeesterd. Even later klikten de handboeien dicht. Van den Wijngaert daarentegen had zijn achtervolger afgeschud. Vanop afstand zag hij de worsteling en begreep dat alle kansen verkeken waren. Enkele uren later verliet Van den Wijngaert zijn schuilplaats en gaf zich over. De bende Nauwelaerts was opgerold.

Bende Nauwelaerts - gedicht


MENSCHEN MET WIE MEN OOK BIJ AVOND ZOU MEEGAAN
Bende Nauwelaerts - AssisenprocesHet onderzoek dat de maanden daarop werd gevoerd bracht heel wat aan het licht. Pas in februari 1925 ging het proces echt van start. Alle beschuldigden waren opgepakt, behalve Timmermans, alias Luie Sus. Drieëntwintig verdachten stonden terecht, er waren meer dan 1500 getuigen gedagvaard. Uit een artikel van "dagbladschrijver" Abraham Hans in Het Laatste Nieuws van 20 februari 1925 leren we hoe het er tijdens het proces aan toeging.
"Een grauwe morgen. Rond het gerechtshof te Antwerpen is het vrij stil. Daar staat een groep nieuwsgierigen. Maar de groote menigte is weggebleven wel wetend dat zij niets zal zien... Uiterst geduldig wachten zij, die hopen in de zaal een plaatsje te zullen veroveren. In de Assisenzaal hangt een sombere schemering. Daar kan het buitenlicht zoo moeilijk doordringen. Gezwoornen, advokaten en dagbladschrijvers staan in groepjes te praten. En dat duurt tot kwart voor elf. De openbare omheining is gauw vol."
"Eindelijk rinkelt de bel en verschijnt het Hof waarvan de h. De Lichtervelde de voorzitter is. Het rood vlekt zijn mantel op den donkeren achtergrond. En dan treden eerst gendarmen binnen... Zwart en wit en rood in het halfduister dat rond het deurtje achter de banken der beklaagden hangt. De gendarmen omlijsten een afgeschoten ruimte, de algemeene zitplaats voor de bende, ruwe banken zonder leuning... We verschoonen de bende niet... ze zijn hier om geoordeeld te worden... maar we denken toch even aan de stoelen van Van de Wouwer en mevrouw Steinman, die de gewone bank nog te hard vonden."
"En daar is de stoet der beklaagden... Weinig boeventronies... Meest fatsoenlijke gezichten, menschen met wie men ook bij avond zou mee gaan, als men den zelfden weg te doen heeft. De meesten zijn net gekleed. Door gendarmen gescheiden nemen ze plaats op de banken. Nu is het elektrisch licht aan, heel zuinig, aan twee kroonluchters. En de stemming der zaal wordt nog somberder. Treurig is de aanblik der bende... Meestal jonge mannen... Tot waar zijn ze geraakt ? Sommigen lijken nog knapen."
"De beschuldigden moeten hun identiteit opgeven... Eén zit te weenen met een grooten rooden zakdoek aan de oogen. Sommigen antwoorden schuchter, anderen met vaster stem. Van den Wijngaert houdt de pet voor het gezicht, een gendarm trekt die weg. Dan spreidt de beklaagde zijn vingers voor het gelaat uit. Men verhindert ook dit. Van den Wijngaert grijpt zijn zakdoek. Dan zinkt hij terug op de bank en roept: "Ze willen me trekken en dat mag niet". "Onder al dit bedrijf zijn toch zijn identiteitsgegevens voorgelezen..."
"Nauwelaerts," klinkt het. Beweging onder het publiek voor wie die naam in één klank is met Baekelandt, De Lichte, De Bokkerijders, Guldentops of Cartouche van de Pijpelheide, die zich dicht bij Nauwelaerts' dorp uitstrekt. Nauwelaerts staat op. Er is betwisting of hij op 10 of 11 februari geboren is..."
"Ik kan er niet uit", zegt de betichte... "Ik meen 11 en men zegt 10..." En verontwaardigd roept hij: "Dat is een missing van 't dorp..." Als ware hij voldaan iets tegen de overheid te kunnen aanvoeren. Nauwelaerts gelaat is in de bladen veel ongunstiger afgebeeld dan het in werkelijkheid is... Neen, het lijkt geen rooversbende daar in dat door gendarmen gevormd vierkant."
"En toch, de deurwaarder deelt aan de gezwoornen een boekdeel uit, dat de akte van beschuldiging is tegen die mannen. De eigenlijke bank der beklaagden staat leeg... Ze wacht op de eigenlijke betichten van elke afzonderlijke zaak, naarmate deze behandeld wordt. En na de wettelijke formaliteiten begint de voorlezing van de akte. Eentonig, onverstaanbaar als van heel ver murmelt de stem van den griffier... De zaal loopt grootendeels leeg. De beklaagden kijken de verdwijnenden na... Zoo is het groote proces begonnen."
In 43 zittingen werden 201 feiten behandeld. Het voorlezen van de akte van beschuldiging alleen al duurde enkele dagen. Op donderdag 7 mei 1925 hoorden Nauwelaerts, Van den Wijngaert, Bens en Van de Sande hun doodvonnis uitspreken. De anderen kregen lichte gevangenisstraffen tot levenslange dwangarbeid.

Bron: Peter Laroy - De roversbendes van Vlaanderen

 

Bende Nauwelaerts - Nauwelaerts Martinus
Martinus Nauwelaerts

De “Bende Nauwelaerts” werd genoemd naar Martinus Nauwelaerts. Hoewel hij pas sinds september 1920 medeplichtig werd, werd de bende naar hem genoemd, waarschijnlijk omdat onder hem de zwaarste feiten plaatsvonden en omdat hij een grote mond had.
In feite kon men echter van 3 bendes spreken:
         - De bende van Kontich (Bens);
         - De bende Lenders, en
         - De bende Nauwelaerts.

Het assisenproces vond plaats te Antwerpen en duurde van februari 1925 tot mei 1925. In totaal waren er 23 beschuldigden. Eén ervan, Petrus Timmermans geboren te Koningshooikt op 21 februari 1879, werd nooit gevonden en bleef vrij rondlopen. Zelfs zijn familie wist niet waar hij heen was.

Voornaamste bendeleden en beschuldigden:

- Martinus Nauwelaerts Genealogie Martinus Nauwelaerts (De Witte van den Do) geboren te Putte op 18 febr 1885 (werd veroordeeld tot de dood wegens: 26 inbraken met of zonder geweld of bedreiging, 2 moorden, 3 moordpogingen en 9 gewone diefstallen. Kwam vervroegd vrij.
- Alfons Van Den Wyngaert Genealogie Alfons Van Den Wyngaert( De Lange) geboren te Berlaar op 7 mei 1998 werd veroordeeld tot de dood wegens: 22 inbraken, 3 moorden,4 moordpogingen en 9 gewone diefstallen. Hij kwam vervroegd vrij en overleed te Couture St Germain op 5 jan 1976.
- Corneel Lenders ( De Prins) geboren te Zandhoven op 5 okt 1892 werd veroordeeld tot levenslange dwangarbeid wegens 66 inbraken, 1 moordpoging, 1 verkrachting en 7 gewone diefstallen.
- Pieter Van De Sande (Nol van de Duitsch) geboren te Berlaar op 25 nov 1884 werd veroordeeld tot de dood wegens: 15 inbraken, 1 moord, 1 moordpoging, 1 verkrachting en 5 gewone diefstallen.
- Benedictus Campenaerts geboren te koningshooikt op 6 jan 1880 werd veroordeeld tot 25 jaar dwangarbeid.
- Emiel De Rijck geboren te Beerzel op 10 jan 1900 werd veroordeeld tot 5 jaar opsluiting.
- Frans De Wachter geboren te Puurs op 14 julu 1886 werd veroordeeld tot 10 jaar dwangarbeid.
- Jozef Dierickx geboren te Vosselaar op 14 mei 1891 kreeg 25 jaar opsluiting.
- Jozef Van Rosenbroeck (Sterke Jef) geboren te Edegem op 12 mei 1885 kreeg levenslange dwangarbeid.
- Frans Hendrickx geboren te Keerbergen op 18 aug 1893 kreeg 15 jaar dwangarbeid.
- Alois Van den Nieuwenhof geboren te Waarloos op 17 sept 1893 kreeg 20 jaar dwangaarbeid.
- Jules Bens ( De Pinkoog ) geboren te Geel op 13 okt 1891 werd veroordeeld tot de dood voor 3 inbraken, 1 moord, 1 moordpoging .
- Jan Bens geboren te Geel op 17 okt. 1885 kreeg 15 jaar dwangarbeid.

Voornaamste gepleegde feiten:
In totaal werden 201 feiten ten laste gelegd aan de verschillende beschuldigden.

De voornaamste waren:
- ( feit 5 ) Diefstal en moord op Frans Van den Broeck, een schilder uit Booischot die per fiets van Brussel naar huis terugkeerde. In Mortsel werd hij op 16 jan. 1919 doodgeschoten en beroofd.
- Verschillende diefstallen met braak, geweld of bedreiging te Hove, Mortsel, Edegem..
- ( feit 29 ) Poging tot diefstal en poging tot moord op Karel Van Tendelo te Mortsel op 2 mei 1919.
- Diefstallen te keerbergen, Putte, Berlaar, Heist op den Berg
- ( feit 95 – 96 ) Diefstal en moord op Louis Hens te Itegem op 9 juni 1919
- ( feit 99 ) diefstal en poging tot moord op Frans Pauwels te Hoevenen op 13 febr. 1920
- Diefstallen te Wezemaal, Kontich, Korbeek-lo.
- ( feit 114 ) Moord op Petrus Bogaerts te Wijgmaal op 15 sept. 1920 en poging tot moord op Louis Bogaerts en Frans en Louis Peeters.
- Aanrandingen en diefstallen te Seneffe, Nijvel, Suarlé …
- Diefstallen te Lier, Emblem, Itegem, OLV Waver, Bevel, Vremde, Duffel, Koningshooikt.
- Moord met voorbedachten rade op Maria-Regina De Smet (buurvrouw van Nauwelaerts’ ouders) te Putte in de nacht van 5 - 6 jan. 1921.
- Eerloze gewelddaden en bedreigingen op Leontina Coenen te Bouwel op 10-11 jan. 1921
- Opstand en moordpoging op wachtmeester der gendarmerie Francken Karel te keerbergen op 14 jan. 1921

Om hun criminele feiten te plegen verplaatsten de leden zich te voet, per fiets of per trein vanuit hun woonplaats of plaats van afspraak ( meestal café ) naar de verschillende plaatsen. Soms waren ze dagen onderweg.

Bron: Robert Verret

Enkele hyperlinks of referenties:

Bron: Peter Laroy - De roversbendes van Vlaanderen

Met dank aan: Robert Verret.

 

 


Bende Nuawelaerts - Laroy Bendes in Vlaanderen

Return to Index of additional webpages
© Rudi Bosschaerts, 2008
Top of pageGo back