First Name:  Last Name: 
[Advanced Search]  [Surnames]
Bosschaerts - Persyn Genealogical research - Documenten

Georges Bosschart (1625-1678) - Heer van BOOM


Link to genealogyGenealogie van Georges Bosschart


Huidige gemeentewapen van Boom - toegekend op 3 september 1987, met een modernere versie van het godvruchtig aandenken van het wonderdadige beeld van O.L.Vrouw van Boom

Georges BOSSCHART is geboren te Grabow in Duitsland rond 1625, als zoon van Dirk BOSSCHAERT;
en overleden te Boom op 11 nov. 1678.

Titel: Ridder; Heer van Boom, algemeen muntmeester der koning van Spanje en raadsman

Georgius trouwt te Antwerpen (in de kerk O.L.V. Zuid) op 6 januari 1655 met Maria Anna DESPOMERAULX,
dochter van Guilielmus DESPOMERAULX (burgemeester van Antwerpen, schepen en muntmeester van Antwerpen) en Christina Suzanna DESPOMERAULX .


In zijn jeugd werd Georges ook Joris genoemd; en soms als BOSCHAERT vermeld.

In 1644 treedt Georges als vrijwilliger in dienst bij de lichte ruiterij in het regiment van de hertogen van Medina Caeli. Op eigen kosten onderhield hij bovendien twee andere soldaten en streed zonder middelen en bloed te sparen. Hij verschafte grote sommen geld voor de lichting van twee regimenten van de Spaanse koning in Duitsland.
In 1651 verliet hij de dienst en vestigde zich als handelaar in Antwerpen. Spoedig kreeg hij er de betrekking van Algemeen Muntmeester.

Op 31 augustus 1663 kocht hij voor notaris Castillon te Brussel van graaf Karel Antoon de la Baume, markies van Saint-Martin, hoogambtenaar van Dole; de heerlijkheid van BOOM voor de som van 54.000 gulden.
Hij bestuurde Boom tussen 1663 en 1678, in welk jaar zijn zoon het bestuur overnam. In zijn kwaliteit van Heer was hij Coninck van het Gilde van 1664 tot 1678. Onmiddellijk na de aankoop vestigde hij zich in het woonhuis de Negen Beesten op den Meere te Boom en begon met de bouw van het kasteel 's Heerenhof, dat in 1671 voltooid werd.

Op 16 december 1665 wordt Georges BOSSCHAERT verheven in de adelstand door de Spaanse koning, Karel II. (Rijksarchief: Chambre des Comptes, no 147, fol 171-172). Dit verhef is van kracht voor al zijn afstammelingen, zowel mannelijk als vrouwelijk.


Adelverheffing George Bosschaert 1665

Op 7 oktober 1670 werd hem door koning Karel II toegestaan een verandering in zijn wapen te maken. Tevens mocht hij de titel Ridder voeren.

Bij opene brieven, gedagtekend uit Madrid, 16 december 1665, werd hij tot ridder verheven door Karel II, koning van Spanje; en vijf jaren daarna, werd hem door denzelfden Vorst toegestaan eenige veranderingen in zijn wapenschild te brengen, uit aanzien van bewezene diensten, welke in eenen brief van 7 October 1670, aldus vermeld staan : durant les dernières guerres Messire George Bosscharts, seigneur de Boom, général maistre des monnoyes du roi des Pays-Bas, a leve et entretenu a ses fraix deux soldats dans Ie regiment de la ville d'Anvers, et par ordre du marquis de Gastel Rodrigo, gouverneur et capitaine général des Pays-Bas, furny des grosses sommes de déniers pour la levée de deux régiments d'infanterie d'Allemagne.


Schepenzegel van Boom anno 1665 Schepenzegel van Boom anno 1665:
Schepenzegel van Boom anno 1665:
centraal het beeld van O.L.Vrouw van Boom
omgeven door andere schilden:
een rode toren met een zwarte adelaar met twee wieken er boven (zoals op zijn wapenschild).
Het andere wapenschild is vermoedelijk van Despomeraulx.

 
Boom ressorteerde voorheen onder Rumst.
Na de aankoop in 1665 kreeg de heerlijkheid een zegel van Georges.

Dit zegel vertoonde onder meer een deel van het wapen van Georges Bosschart en werd gekroond door een markiezenkroon. Volgens het leenverhef voor het leenhof van Grimbergen hield Georges twee volle lenen van 'syne Majesteyt van Groot-Brittaignien', de heerlijkheid Boom.
Eerste schepenzegel van Boom - toegekend in 1645, met het godvruchtig aandenken van het wonderdadige beeld van O.L.Vrouw van Boom
 
De rechten van de heerlijkheid bestonden uit hoge, middelbare en lage jurisdictie, met het recht de Drossaart (François Bosschaert), meier, schepenen, griffier en andere bedienden aan te stellen; het recht boeten te eisen; het recht verbeurde goederen aan te slaan; het recht bomen te planten aan de 's Heerenstraat ; het recht pondpenningen te eisen; het recht van verhef; het recht van dode hand (aanslaan van families, die niet tot de adelstand behoren, na overlijden van de man); de helft der opbrengst van het overzetveer tussen Boom en Willebroek (een punt van hevige rechtsstrijd in latere jaren); zestien stuivers voor het stoken van iedere steenoven; het recht op de aanwassingen langs de rivier de Rupel; de visserij in de Rupel voor Boom; het recht op de jacht; het recht op erfelijke cijnsen; en nog vele andere rechten.
wapenschild Bosschart - Antwerpen, dat door Georges Bosschart werd gevoerd en is eveneens op het oude schepenzegel van Boom aanwezig.
wapen Georges Bosschaert

Kasteel van Vorselaar - deurklopper wapenschild Bosschaert

 

Originele kopergravure uit Adelyke Lusthoven in het Hertogdom Braband, uitgegeven in 1706. Afmeting gravure 21 x 12 cm..

Toelichting: Boom is een Vlek en een Heerlykheid, geleegen in de Meyery van Turnhout, aan de rechter zyde van de Rivier de Ruple, door George Boschart, op den 31, Augusti van de Marquis van St. Martin, uyt de Kuyze van de la Baulme verkregen, die daar een Lust-huys deed stichten.

Georges Bosschart laat zich een fraai kasteel bouwen, dat voltrokken werd in 1671, en de naam kreeg : 's Heerenhof.

Na zijn overlijden in 1678, wordt zijn zoon Willem Boschart de eigenaar.
Als Willem sterft in 1719 worden zijn kinderen erfgeneamen : 's Heerenhof wordt de eigendom van Michiel Boschart, en Jakob erft de Heerlijkheid. Nadien kwam 's Heerenhof niet meer in 't bezit van de Heren van Boom.

Link naar : Meer info over 's Heerenhof, Kasteel van Boom

Onderstaande is een interessant artikel over Georges Bosschart, Heer van Boom, dat we in <nog niet-nader geweten> werk gevonden hebben:
 
Joris Boschart, die ten jare 1663 de Heerlijkheid van Boom aankocht, hoorde toe aan eene der voornaamste familien uit Grabow, eene stad in Duitschland, en was zich te Antwerpen komen vestigen, waar hij het ambt van algemeenen muntmeester des konings van Spanje bekleedde.
Na eenigen tijd in bezit van zijnen aankoop, deed Joris hier een fraai kasteel bouwen, welk slechts voltrokken werd in 1674. Heel waarschijnlijk nogtans woonde hij reeds, met zijne familie, te Boom, vóór dit tijdstip; want het doodboek van dien tijd meldt dat Ludovica, dochter van Joris Boschart en van Maria-Anna Despommeraulx, te Boom overleed in 1667.


Bij opene brieven, gedagteekend uit Madrid, 16 december 1665, werd hij tot ridder verheven door Karel II, koning van Spanje; en vijf jaren daarna, werd hem door denzelfden Vorst toegestaan eenige veranderingen in zijn wapenschild te brengen, uit aanzien van bewezene diensten, welke in eenen brief van 7 October 1670, aldus vermeld staan : durant les dernières guerres Messire George Bosscharts, seigneur de Boom, général maistre des monnoyes du roi des Pays-Bas, a leve et entretenu a ses fraix deux soldats dans Ie regiment de la ville d'Anvers, et par ordre du marquis de Gastel Rodrigo, gouver­neur et capitaine général des Pays-Bas, furny des grosses sommes de déniers pour la levée de deux régiments d'infanterie d'Allemagne.

Joris had bij zijne gemalin tien kinderen gewonnen, welker namen wij hier letterlijk geven, gelijk ze in oorkonden van dien tijd voorkomen : Maria-Theresa, Catrina Theodora, Maria Margrita Helena, Guilielmus, Christian, Christiane Louise Dorthé, George, Maria Anna, Anna Joanna Lucia & Joanna Gabriela.

Dit huisgezin was wel zoo godvruchtig als gezegend: Zulks schijnt ten minste te blijken uit der ouders testament,, waarvan wij hier eenige uittreksels gaan meededen.

Het begint aldus :

In den naeme ons Heere Jesu Christi Amen. Wie (wij) hier oonder geschreven George Boschart ende Maria Ana des Pommeraulz versaemt in den houwlicken staet, geconsidereert hebbende der menselicken natturen bosheyten, cranckheyt, niet seckerder te sien (zijn) daen de doot, en niet onsekerder dan de ure der selver, soo hebben wie daer oom met wel bedachte sinnen oonbedwongen en oonverleyt van ijmanden bye deesen oonsen geslotten testament en vytersten wille enz.... Inden eisten soo bevelen wie verschreven testateuren oonse sielen nu en soo wanner die byeden wille Godts uyt oonse lichaemen scheyden sullen Godt Almachtich fonteyne der bermher tig heyt en den gebeden synre lieyliger ende gebenedeyder Moeder et Magel Maria en allen den hemelschen geselschappe, ende oonse doode lichaemen der gexveyder aerden in de sepulture soo wie tot dien ende (einde) hebben doen maecken in den hoogen choor inde kereke van oonser heerlickheyt Boom.... Is soo beyden wil dat men tot laffenisse van oonse sielen naer de dool van een yder van ons een geheel jaer lanck een misse alle daegen sall laeten doen tol Boom in onse prochie kereke. Item nog begeren ende beselten met deesen voor eene eeuwige memoria dat alle jaeren ten eeuwigen daege op den sttrfdach van een yder van ons in die verschreven prochie kereke tot Boom sal gedaen woorden eene siengende misse, en dat men der dach te vooren sall senden aen vierentwentich arme nottrostige menschen van oonsen gemelden dorpe ofte prochie tot Boom, een teecken dat die op geseyde daegen die missen sullen coomen horen, en die gehort liebbende sulle immediatelicken naer den selven dienst in de selve kereke aen een yder arme mensche soo men de wete heeft gelaeten, uytgereyckt ende gegeven woor­den een roogenbroot van drie stuyvers en een tarwen broot van twee stuyvers yder een, en daerbye noch drie stuyvers in geit aen een yder van die geseyde arme menschen door oonse einders (kinderen) en haer naercomelingen ten tyde heer ofte Frauwe van oonser voorschreven heerlickheyt Boom … En sullen tot dien ende in den hoogen choor een taefel moeten selten voor het begin der missen waerop men alle die brooden en geit sall opsellen, enz.»
Op het einde staat : Aclum in Antwerpen den dertienden Junio An een duysent ses hondert en acht en sestich. George Boschart. Marie Anne des Pommeraulx.

Hetzelfde testament zegt nog onder anderen : item noch soo laelen en maecken wie mits desen voor allen uyt sonderlicke redens ons daertoe moverende aen onsen oud­sten soen Guilielmus die heerlickheyt van Boom, enz.
Krachtens deze beschikking van uitersten wil kwam Guilielmus, of beter.


Willem Boschart
kwam in bezit der Heerlijkheid, na de dood zijner ouders (1), en deed het verhef ervan, vóór het leenhof van Braband, op 4 Juli 1680.
't Was onder dezen Heer dat het recht van den overzet tusschen Boom en klein Willebroeck betwist werd :

Sedert onheugelijke tijden had er altijd maar één veer over den Rupel bestaan, te weten op het Hellegat. De verpachting ervan geschiedde ten voordeele van den heer van Rumpst voor de eene helft, en van den Vorst, voor de andere helft. Doch wanneer in 1561 de vaart voltrokken was, dan hebben sommige schippers begon­nen de reizigers met bootjes over te zetten tusschen klein Willeboeck en Boom. Dit bleef zoo eenigen tijd voortduren in weerwil der herhaalde klachten, die de pachter van Hellegatveer bij de Rekenkamer te Brussel daarover indiende. Bij plakkaat van 20 Augusti 1616 verbood de aartshertog aan de schippers, op straf eener boete van zes Vlaamsche ponden, noch personen noch koopwaren tusschen Boom en Willebroeck over te voeren. Dit verbod bleef echter niet lang nagekomen; want in 1647 werd dit plakkaat letterlijk vernieuwd; doch zonder beter gevolg; en dit kon natuurlijk niet wel anders zijn. Ja, als men wil opmerken, van den eenen kant, dat het getal reizigers, die dagelijks langs hier op Brussel of op Antwerpen doorkwamen, zeer groot was, en van den anderen kant, dat het den weg op zeven doen was langs Hellegatveer om te gaan, dan moet men bekennen dat de Staat willekeurig te werk ging met aan de schippers den overzet tusschen Willebroeck en Boom te verbieden, zonder voorafgaandelijk gezorgd te hebben zelf daar een bestendigen dienstboot in te richten.
Wat het Staatsbestuur had moeten doen, deed Goris Boschart, heer van Boom, met Jan Helman, heer van Willebroeck : in 1664 kwamen zij overeen om op gemeene kosten eenen overzetboot te laten maken, en het veer ten hunnen profijte te verpachten.
De pachtsom beliep tot 400 guldens 's jaars, terwijl die van Hellegatveer korts daarna van 250 op 100 guldens zakte.
Dit ging eenigen tijd stillekens door, zonder tegenspraak vanwege den Staat; maar toen de heeren van Boom en Willebroeck, in 1698, bij den boot nog eene pont ingericht hadden voor het overzetten van rijtuigen en peerden, dan begonnen de moeilijkheden voor goed en hadden een langdurig proces voor gevolg (2).

De twee heeren, om hun recht op den overzet te bewijzen, beriepen zich op de volgende stukken :
1° Op den staat en grootte 's Lands van Rumpst, ten jarc 1440 opgemaakt door Jan van Luxemburg en waarin gezegd wordt : aussy y a ung tonlieu a tvinage et droit de passaige sur les rivires de la rupple, de la nepte, zenne et de la dele.
2° Op den akt waarbij de Prins van Oranje, in 1559 het Land van Rumpst verkocht aan Melchior Schetz, en in welken onder andere rechten vermeld staat : den halven tol tot Rumpst daer af d'ander helft is competerende onsen aldergenadichsten heere den Coninck metten heelen ver e aldair.
3° Op den verkoopakt der Heerlijkheid (anno 1663) duidelijk meldende : Le droit de passage de Boom a Willebroeck, et réciproquement.


De raad van Braband, op zijne beurt, om de aanspraak der twee heeren te verijdeleu, beweerde
1° dat de rivieren, publieke wegen, onbebouwde gronden en al andere zaken, welke volgens het gemeen recht aan niemand toehooren, sedert lang beschouwd werden als toehoorende aan den Vorst;
2° dat de heeren van Boom en Willebroeck geen enkelen akt konden toonen waarbij de Vorst hun ooit het recht van den overzet mochte vergund hebben;
3° dat de oude titels, waarin aan den heer van Rumpst de rechten op den Rupel toe­gekend waren, uitsluitelijk den overzet op Hellegat bedoelden;
4° dat de verkoopakt van 1663, dit overoud gebruik ten onrechte aan den overzet van Boom had toegepast.


Ten gevolge dezer aanmerkingen werd in 1708 het geschil geëffend, en het veer verpacht ten voordeele van den Vorst alleen.
Evenwel de heer van Willebroeck dacht niet dat hij hierom alle recht moest laten varen; neen, hij hield aan, en bracht wijders in :
1°  dat de overzet op Hellegat, van onheugelijke tijden, voor de helft, had toebehoord aan den heer van Rumpst, in zijne hoedanigheid van heer van Ruysbroeck;
2°  dat hij nu, als heer van Ruysbroeck, bij prescriptie, in die rechten was opgevolgd;
3° dat die rechten gekrenkt waren door het bestaan van den overzet te Boom vermits deze veel aftrek ver­oorzaakte aan dien van Hellegat;
4°  dat het gevolgenlijk zeer billijk zou geweest zijn hem in de overzetsrechten te laten komen, om alzoo eene vergoeding te vinden.

De Rekenkamer van Brussel, na de zaak op nieuw onderzocht te hebben, stond, in 1709, de helft van de pachtsom af ten voordeele van den heer van Willebroeck en Ruysbroeck. Den 23 Januari 1703 werd Willem Boschart als hoofdman der oude gilde ingehaald. Met die gelegenheid werd hem op de gildekamer, in volle vergadering, het volgende door den onderdeken afgelezen :
Myn heer van Doom, UE. is ghecosen met volle voese om hoeftman tesyn van de oude gulde van Boom op dese naer volghende artiekelen :
Inden erste UE en sal vermoghen gheene boeten te vraeghe van alle voorgaende boeten het sy van kyven ofte vechten al waert ock van imant ghe insurert (injurié) te hebben, schellende deselve quyt sonder daer af te neme de minste vraeke.
Ten tweeden Myn heer UE sal ock alle de boelen ende misbruyken hoedaeingh die souden moghen wesen te doen opserveren ende vergoeden volgens de kaerte ons van Loven toe ghesonden ende die by hoeftman, koninck ende dekens te juseren (juger) naer verdinste, sonder daer mede te gaen voor de hooftwedt maer by den selve resumenten sluyten.
Ten derden ghy en sult gheen prosessen ofte verschillen moveren sonder koninck ende dekens wete daer de gulde soude mede beschaedt worde.
Ten vierde ghy sult ghehoude syn de gulde in goede orders te stellen ende houde, pronttlyck te doen volbrenghe alle artiekelen te weten die ons dienstigh syn volgens de kaerte.
Ten vyfden ghy sult doen are 'bewysen vvn de jonste guldebroiders aen de oudtste, dat sy sullen niet eerst hunne plaedts en nemen aen de taefel ofte het vier voor als dat den hoeftman ende koninck en dekens ende oude gullebroeders gheseten syn.
Ten 6 UE sal vermoghen gheenen superstuedt (substitut) hoeftman te stellen ofte ten sy eenen wt (uit) de selve gulde die daer meest toe bequaem sal syn, ende vordts het profyt te soeken ende de schade te behoeden.


Onder aan dit stuk stond :
Ende alsdan heeft Myn heere Bosschaert, heere van Boom synen eede ghedaen met dusdaenighe woorde soo helpt my Godt ende alle syn heylighe.

Voetnoten:
(1)
De vader was overleden den 11 november 1678; en de moeder, den 19 october van het volgende jaar
(2)


In 1753 poogde Frans Rigaus, die toen heer was van Boom, zijne aanspraak op den overzet voor het gerecht te brengen; maar hij, niet meer dan zijne voorzaten, gelukte er in dezelve te doen erkennen. Sedert dan zien wij nimmermeer dat de heeren van Boom dit gewaand recht nog zouden verdedigd hebben.

Aanverwante pagina's :
Boom - Heren van Boom
Genealogie van Georges Bosschaert, Heer van Boom
Boom - kasteel 's Heerenshof
Boom - de baksteenindustrie

Bouwel - Kasteel Bouwelhof - Heren van Bouwel

Vorselaar - Kasteel de Borrekens

 

Enkele hyperlinks of referenties:

Naslagwerk "Boom in het Verleden; Aanteekeningen uit de geschiedenis van Boom" door Emilius Steenackers; 1993.

Gemeente Boom op www.boom.be

Heemkundige Kring Boom - ten Boome

Hertogen van Medina Caeli (Latin/ EN)

 

Return to Index of additional webpages
© Rudi Bosschaerts, 2008
Top of pageGo back